Key Concepts
Nested Systems
Bronfenbrenner heeft vier ecologische systemen geconceptualiseerd waarmee een individu in wisselwerking staat, elk genesteld binnen de andere. Opgesomd van het dichtst bij de persoon tot het verste:
1. Microsysteem – Het voorvoegsel “micro” komt van het Grieks voor “klein,” en is de eerste en meest directe laag van de geneste systemen. Het omvat de menselijke relaties van een individu, zijn intermenselijke interacties en zijn onmiddellijke omgeving. Een voorbeeld van dit systeem zou de relatie tussen een individu en zijn of haar ouders, broers en zussen, of schoolomgeving zijn.
2. Mesosysteem – De tweede laag vanaf het individu, die het microsysteem omringt en de verschillende interacties tussen de karakters van het microsysteem omvat. Bijvoorbeeld, de relatie tussen het gezin van het individu en zijn schoolleerkrachten of -beheerders. Opdat een interactie als deel van het mesosysteem zou worden beschouwd, moet het gaan om een directe interactie tussen twee aspecten van het microsysteem die de ontwikkeling van het individu beïnvloedt.
3. Exosysteem – Het exosysteem is de derde laag, en bevat elementen van het microsysteem die het individu niet rechtstreeks beïnvloeden, maar dit indirect wel kunnen doen. Als een ouder bijvoorbeeld zijn baan verliest of minder uren gaat werken, heeft dat indirect gevolgen voor zijn kind, bijvoorbeeld in de vorm van financiële druk of meer stress voor de ouders.
4. Macrosysteem – Het voorvoegsel “macro” komt van het Grieks voor “groot” en wordt gebruikt omdat men dacht dat dit systeem allesomvattend was. Het is de vierde en buitenste laag van het bio-ecologisch model en omvat culturele en maatschappelijke overtuigingen en programmeringen die de ontwikkeling van een individu beïnvloeden. Voorbeelden hiervan zijn geslachtsnormen of religieuze invloed.
Kritiek op het vroege model
Bronfenbrenner’s vroege model van het bio-ecologische systeem is soms bekritiseerd omdat het niet de actieve rol van het individu in zijn of haar eigen ontwikkeling benadrukt. Als zodanig worden soms de eigen biologische en identificerende kenmerken van het individu, zoals leeftijd, gezondheid, geslacht of sekse beschouwd als de officieuze eerste laag van de geneste systemen.
In latere iteraties wordt een vijfde fase beschouwd als onderdeel van het bioecologische model, het chronosysteem genoemd. Dit systeem richt zich op de interactie tussen de verschillende systemen en hoe zij elkaar in de loop van de tijd beïnvloeden. Een voorbeeld hiervan zijn ouders die een kind uitschelden voor ongehoorzaamheid, wat een voorbeeld is van microsysteem-macrosysteem interactie. Hoewel de ouders lid zijn van het microsysteem, versterken zij een cultureel geloof dat kinderen altijd naar hun ouders moeten luisteren. De veronderstelling is dat het kind na verloop van tijd zou opgroeien tot een gehoorzaam kind.
Laterere Modellen
Proces – Persoon – Context – Tijd (PPCT)
Dit model werd later aangepast om het chronosysteem op te nemen, gebaseerd op vier vaststellende principes en hun interacties die Bronfenbrenner’s oorspronkelijke basis vormden voor de bio-ecologische theorie:
Proces – De ontwikkelingsprocessen die plaatsvinden door middel van de systematische interacties die hierboven zijn genoemd. Wat Bronfenbrenner proximale processen noemde, functioneerde als het primaire mechanisme van de ontwikkeling van een individu.
Persoon – Dit principe werd vastgesteld om de rol van het individu en zijn persoonlijke kenmerken in sociale interacties en zijn individuele ontwikkeling aan te geven. Deze kenmerken zijn onder meer leeftijd, geslacht, fysieke of mentale gezondheid. Sommige van deze kenmerken zijn zichtbaarder dan andere (zoals leeftijd) en kunnen als zodanig gemakkelijker in de tijd worden gemeten.
Context – De (nu vijf) systemen van het bio-ecologisch model dienen als context voor de ontwikkeling van een individu – de micro-, meso-, exo-, macro-, en chronosystemen.
Tijd – Het meest essentiële element van het bio-ecologisch model. Omdat dit model de ontwikkeling van een individu meet, vinden deze interacties plaats op een meetbare, chronologische schaal. Tijd beïnvloedt de systemische interacties binnen de levensloop van een individu, maar ook tussen generaties, zoals in het geval van “familiewaarden”, een reeks moraal of overtuigingen die tussen generaties worden doorgegeven en de ontwikkeling bepalen. Dit zou een voorbeeld zijn van microsysteeminteractie in de tijd.