Zoals de meeste aspecten van menselijk gedrag en cognitie, is intelligentie een complexe eigenschap die wordt beïnvloed door zowel genetische als omgevingsfactoren.
Intelligentie is uitdagend om te bestuderen, deels omdat het op verschillende manieren kan worden gedefinieerd en gemeten. De meeste definities van intelligentie omvatten het vermogen om van ervaringen te leren en zich aan veranderende omgevingen aan te passen. Elementen van intelligentie zijn onder meer het vermogen om te redeneren, te plannen, problemen op te lossen, abstract te denken en complexe ideeën te begrijpen. Veel onderzoeken berusten op een maat voor intelligentie die het intelligentiequotiënt (IQ) wordt genoemd.
Onderzoekers hebben veel onderzoeken uitgevoerd om te zoeken naar genen die intelligentie beïnvloeden. Veel van deze studies hebben zich geconcentreerd op overeenkomsten en verschillen in IQ binnen families, waarbij met name is gekeken naar geadopteerde kinderen en tweelingen. Deze studies suggereren dat genetische factoren aan de basis liggen van ongeveer 50% van het verschil in intelligentie tussen individuen. Andere studies hebben variaties in het volledige genoom van veel mensen onderzocht (een aanpak die genoomwijde associatiestudies of GWAS wordt genoemd) om te bepalen of specifieke gebieden van het genoom met IQ geassocieerd zijn. Deze studies hebben geen genen kunnen identificeren die een belangrijke rol spelen bij verschillen in intelligentie. Waarschijnlijk is er een groot aantal genen bij betrokken, die elk slechts een kleine bijdrage leveren aan de intelligentie van een persoon.
Intelligentie wordt ook sterk beïnvloed door de omgeving. Factoren die verband houden met de thuisomgeving en de opvoeding van een kind, het onderwijs en de beschikbaarheid van leermiddelen, en voeding, onder anderen, dragen allemaal bij tot intelligentie. Iemands omgeving en genen beïnvloeden elkaar, en het kan een uitdaging zijn om de effecten van de omgeving en die van de genetica uit elkaar te houden. Als bijvoorbeeld het IQ van een kind vergelijkbaar is met dat van zijn of haar ouders, is die overeenkomst dan te danken aan genetische factoren die van ouder op kind zijn doorgegeven, aan gedeelde omgevingsfactoren, of (waarschijnlijk) aan een combinatie van beide? Het is duidelijk dat zowel omgevings- als genetische factoren een rol spelen bij het bepalen van intelligentie.
Wetenschappelijke tijdschriftartikelen voor verdere lectuur
Deary IJ. Intelligentie. Curr Biol. 2013 Aug 19;23(16):R673-6. doi: 10.1016/j.cub.2013.07.021. PubMed: 23968918. Gratis full-text beschikbaar bij de uitgever: http://www.sciencedirect.com/science/article/pii/S0960982213008440
Deary IJ, Johnson W, Houlihan LM. Genetische grondslagen van menselijke intelligentie. Hum Genet. 2009 Jul;126(1):215-32. doi: 10.1007/s00439-009-0655-4. Epub 2009 Mar 18. Herziening. PubMed: 19294424.
Plomin R, Deary IJ. Genetica en intelligentieverschillen: vijf bijzondere bevindingen. Mol Psychiatry. 2015 Feb;20(1):98-108. doi: 10.1038/mp.2014.105. Epub 2014 Sep 16. Review. PubMed: 25224258. Gratis full-text beschikbaar via PubMed Central: PMC4270739.
Sternberg RJ. Intelligentie. Dialogues Clin Neurosci. 2012 Mar;14(1):19-27. Review. PubMed: 22577301. Gratis full-text beschikbaar via PubMed Central: PMC3341646