ConstructionEdit
Snaarinstrumenten kunnen in drie groepen worden onderverdeeld.
- Luiten – instrumenten waarbij de snaren worden gedragen door een hals en een bout (“kalebas”), bijvoorbeeld een gitaar, een viool, een saz.
- Harpen – instrumenten waarbij de snaren zijn gevat in een frame.
- Zithers – instrumenten waarbij de snaren op een corpus zijn gemonteerd, zoals een guqin, een cimbalom, een autoharp, of een piano.
Het is ook mogelijk de instrumenten in te delen in groepen gericht op de manier waarop het instrument wordt bespeeld.
Soorten speeltechniekenEdit
Voor een volledige lijst, zie Lijst van snaarinstrumenten.
Alle strijkinstrumenten produceren geluid uit een of meer trillende snaren, overgebracht op de lucht door het lichaam van het instrument (of door een pickup in het geval van elektronisch versterkte instrumenten). Ze worden gewoonlijk ingedeeld naar de techniek die wordt gebruikt om de snaren te laten trillen (of naar de primaire techniek, in het geval van instrumenten waarbij meer dan één techniek kan worden toegepast). De drie meest voorkomende technieken zijn tokkelen, strijken en slaan.
TokkelenEdit
Plukken wordt gebruikt als de enige methode van spelen op instrumenten zoals de banjo, gitaar, harp, luit, mandoline, oud, sitar, en hetzij door een vinger of duim, of door een soort plectrum. Deze categorie omvat het klavierinstrument het klavecimbel, dat vroeger veren stekels (nu plastic plectra) gebruikte om de snaren te tokkelen.
Instrumenten die normaal worden bespeeld met strijkstokken (zie hieronder) kunnen ook worden getokkeld, een techniek die wordt aangeduid met de Italiaanse term pizzicato.
StrijkstokEdit
Bowing (Italiaans: Arco) is een methode die wordt gebruikt bij sommige strijkinstrumenten, waaronder de viool, altviool, cello, en de contrabas (van de vioolfamilie) en de oude vioolfamilie. De strijkstok bestaat uit een stokje met vele haren tussen de uiteinden gespannen. Bij het strijken van de snaar van het instrument treedt een stok-glij-verschijnsel op, waardoor de snaar gaat trillen.
Voorouders van de moderne strijkinstrumenten zijn de rebab van de Islamitische Rijken, de Perzische kamanche en de Byzantijnse lira. Andere strijkinstrumenten zijn de rebec, de hardingfele, de nyckelharpa, de kokyū, de erhu, de igil, de sarangi en de K’ni. De draailier wordt gestreken door een wiel.
Zelden kan de gitaar worden bespeeld met een strijkstok (in plaats van getokkeld) voor unieke effecten.
SlaanEdit
De derde gebruikelijke methode van geluidsproductie bij snaarinstrumenten is het aanslaan van de snaar.
Snaarinstrumentspelers van de vioolfamilie krijgen soms de opdracht de snaar aan te slaan met de zijkant van de strijkstok, een techniek die col legno wordt genoemd. Dit geeft een percussief geluid samen met de toonhoogte van de noot. Een bekend gebruik van col legno voor orkestsnaren is het “Mars”-deel van Gustav Holst uit The Planets suite.
Andere methodenEdit
De eolische harp maakt gebruik van een zeer ongebruikelijke methode van geluidsproductie: de snaren worden opgewonden door de beweging van de lucht.
Sommige instrumenten die snaren hebben, hebben daaraan gekoppelde klavieren die de speler gebruikt in plaats van de snaren rechtstreeks te manipuleren. Hiertoe behoren de piano, het klavichord en het klavecimbel.
Ook bij deze toetsinstrumenten worden de snaren soms met de hand getokkeld of gestreken. Componisten als Henry Cowell schreven muziek waarin de speler wordt gevraagd in de piano te reiken en de snaren rechtstreeks te bespelen, of ze te “strijken” met strijkstokhaar dat om de snaren is gewikkeld, of ze te bespelen door de bel van een koperinstrument als een trombone over de reeks snaren te laten rollen.
Andere snaarinstrumenten met toonsoort, klein genoeg om door een wandelende muzikant te worden bespeeld, zijn de getokkelde autoharp, de nyckelharpa met strijkstok, en de draailier, die wordt bespeeld door aan een wiel met roeden te zwengelen.
Snaarinstrumenten met stalen snaren (zoals gitaar, bas, viool, enz.) kunnen worden bespeeld met behulp van een magnetisch veld. Een E-Bow is een klein apparaatje dat in de hand wordt gehouden en door batterijen wordt aangedreven, waarmee de snaren van een elektrische gitaar kunnen worden opgewonden. Het zorgt voor een aanhoudende, zingende toon op de snaar die magnetisch in trilling wordt gebracht.
3e brug is een tokkelmethode waarbij de snaar in twee stukken wordt verdeeld en wordt aangeslagen aan de kant die onversterkt is. De techniek wordt vooral gebruikt op elektrische instrumenten omdat deze een pickup hebben die alleen de plaatselijke snaartrilling versterkt. Het is ook mogelijk op akoestische instrumenten, maar minder handig. Druk bijvoorbeeld op de 7e fret van een gitaar en tokkel aan de kopkant en er zal een toon weerklinken op het tegengestelde deel. Bij elektrische instrumenten kan deze techniek meertonige klanken voortbrengen die doen denken aan een klok of een bel.