Plasticiteit, het vermogen van bepaalde vaste stoffen om te vloeien of permanent van vorm te veranderen wanneer zij worden onderworpen aan spanningen van een gemiddelde grootte tussen die welke een tijdelijke vervorming, of elastisch gedrag, veroorzaken en die welke het bezwijken van het materiaal, of breuk, veroorzaken (zie vloeipunt). Plasticiteit maakt het mogelijk dat een vaste stof onder invloed van uitwendige krachten een blijvende vervorming ondergaat zonder te breken. Elasticiteit daarentegen stelt een vaste stof in staat zijn oorspronkelijke vorm weer aan te nemen nadat de belasting is weggenomen. Plastische vervorming komt voor bij veel metaalvormingsprocessen (walsen, persen, smeden) en bij geologische processen (rotsvouwen en rotsstroming in de aarde onder extreem hoge druk en bij hoge temperaturen).
Plastische vervorming is een eigenschap van buigzame en kneedbare vaste stoffen. Brosse materialen, zoals gietijzer, kunnen niet plastisch vervormd worden, hoewel bij hoge temperaturen sommige, zoals glas, dat geen gekristalliseerde vaste stof is, wel plastisch vloeien.
Plasticiteit, als naam van een wetenschap, verwijst ofwel naar wiskundige beschrijvingen van wat er gebeurt bij plastische vervorming in termen van spanningen, spanningen en belastingen, ofwel naar natuurkundige verklaringen van plastisch vloeien in termen van atomen, kristallen, korrels, en bewegingen van structurele defecten (dislocaties) binnen kristallen.