Richtlijnen
1. Plaats een rek in het midden van de oven en verwarm de oven voor op 450°.
2. Rasp de bevroren boter met de grote kant van een doosrasp. Doe de boter in een kom en zet in de vriezer om af te koelen.
3. Zeef de bloem, het bakpoeder, de suiker en het zuiveringszout in een grote kom. Klop het zout erdoor.
4. Roer met een vork de geraspte, gekoelde boter erdoor en maak een kuiltje in het midden. Voeg de karnemelk en de room toe en roer tot het deeg begint te klonteren en ruig wordt.
5. Keer het deeg op een licht met bloem bestoven oppervlak. Druk het deeg snel 4 tot 5 keer voorzichtig aan en vouw het dubbel (probeer het niet te kneden of te knijpen) en vorm het vervolgens tot een rechthoek. Klop het deeg tot een gelijkmatige dikte van ¾ inch.
6. Druk met een 2½-inch cutter recht naar beneden door het deeg, zonder te draaien. Verzamel de restjes en dep ze zo nodig op. Leg de koekjes zo op een met bakpapier beklede bakplaat dat ze elkaar net raken en zet ze 20 minuten in de koelkast.
7. Bestrooi elk koekje met schilferzout en bak de bovenkant goudbruin, 12 tot 15 minuten. Laat iets afkoelen voor het serveren. Vooruit maken: Deeg kan van tevoren worden gemaakt, in koekjes worden gesneden, op een velplaat worden ingevroren en in een hersluitbare plastic zak worden overgebracht voor maximaal een maand.