Stinging nettle, (Urtica dioica), ook wel gewone brandnetel genoemd, onkruidachtige overblijvende plant van de brandnetelfamilie (Urticaceae), bekend om zijn brandende bladeren. Brandnetel komt bijna overal ter wereld voor, maar vooral in Europa, Noord-Amerika, Noord-Afrika en delen van Azië. De plant wordt veel gebruikt in de kruidengeneeskunde, en jonge bladeren kunnen worden gekookt en gegeten als een voedzame poter. Daarnaast is brandnetel gebruikt als bron van bastvezels voor textiel en wordt soms gebruikt in cosmetica.
Sintelende brandnetel is een kruidachtige plant en wordt vaak zo’n 2 meter hoog. De plant kan zich vegetatief verspreiden met zijn gele kruipende wortelstokken en vormt vaak dichte kolonies. De getande bladeren staan tegenover elkaar langs de stengel en zowel de stengels als de bladeren zijn bedekt met talrijke stekende en niet-stekende trichomen (plantenharen). De planten kunnen tweehuizig zijn (een individu produceert alleen vrouwelijke of mannelijke bloemen) of eenhuizig (een individu draagt zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen), afhankelijk van de ondersoort. De kleine groene of witte bloemen staan in dichte kransvormige trossen in de bladoksels en stengeltoppen en worden door de wind bestoven. De vruchten zijn kleine dopvruchten, en de planten produceren overvloedige hoeveelheden zaden.
De stekende trichomen van de bladeren en stengels hebben bolvormige uiteinden die afbreken wanneer ertegenaan wordt geborsteld, waardoor naaldachtige buisjes tevoorschijn komen die de huid doorboren. Ze injecteren een mengsel van acetylcholine, mierenzuur, histamine en serotonine, waardoor bij mensen en andere dieren een jeukende, branderige uitslag ontstaat die tot 12 uur kan aanhouden. Jachthonden die door brandnetelbossen rennen zijn vergiftigd, soms dodelijk, door de massale opeenhoping van steken. Dit afweermechanisme is een effectief afschrikmiddel tegen de meeste grote herbivoren, hoewel de plant belangrijk voedsel is voor verscheidene vlindersoorten en bladluizen. De gedroogde plant kan worden gebruikt als veevoer, en het verhitten of koken van de verse bladeren maakt ze veilig voor consumptie.
Gruisbrandnetel heeft een lange geschiedenis van gebruik als medicinaal kruid en wordt nog steeds gebruikt in de volksgeneeskunde voor een breed scala van aandoeningen, hoewel er beperkt klinisch bewijs is dat de werkzaamheid ondersteunt. De wortelstok wordt gebruikt als een diureticum en als een kruidenbehandeling voor goedaardige prostaathyperplasie (prostaatvergroting) en andere urinewegaandoeningen. Thee van de bladeren wordt gebruikt bij de behandeling van hooikoorts, diabetes, jicht en artritis, en verse stekende bladeren worden soms aangebracht op artritische gewrichten in een proces dat bekend staat als urtificatie, waarvan wordt gezegd dat het de doorbloeding stimuleert. Er zijn ook topische crèmes ontwikkeld tegen gewrichtspijn en verschillende huidaandoeningen, waaronder eczeem en roos.