Isotoop | Atomaire massa (Da) | Isotopische abundantie (hoeveelheid fractie) |
---|---|---|
234U | 234.040 950(8) | 0.000 054(5) |
235U | 235.043 928(8) | 0.007 204(6) |
238U | 238,050 79(1) | 0,992 742(10) |
In 1969 beval de Commissie Ar(U) = 238.029(1) voor het atoomgewicht van Ub op basis van massaspectrometrische bepalingen en een zorgvuldige analyse van de variabiliteit van x(235U) in de natuur. In 1979 heeft de Commissie nota genomen van latere studies over de variabiliteit van de abundantie van 235U in normale bronnen, die een nauwkeuriger waarde voor het standaardatoomgewicht rechtvaardigden en aldus leidden tot Ar(U) = 238,0289(1). Het atoomgewicht en de onzekerheid van uranium werden in 1999 gewijzigd in 238,028 91(3) op basis van nieuwe geijkte massaspectrometrische metingen.
Deze waarde geldt voor uranium zoals aangetroffen in normale aardse bronnen, behalve zoals ontdekt op één plaats in zuidwest Afrika (Gabon bij Oklo), vandaar de annotatie “g”. Uranium wordt gebruikt in de nucleaire brandstofcyclus, verrijkt of verarmd in 235U, vandaar de annotatie “m”.
Alle isotopen van uranium zijn α-emitters. De isotopen 235U en 238U zijn primordiaal, waarbij het gehalte aan 235U in de geologische tijd geleidelijk afneemt door het snellere verval ervan. 234U, zelf een vervalproduct van 238U, is in evenwicht, hetgeen wordt bepaald door de verhouding van de halfwaardetijden. 235U vervalt door een vertakte reeks die eindigt op 207Pb, 238U (en 234U) door een soortgelijke reeks die eindigt op 206Pb. De vervalsystemen 238U-206Pb en 235U-207Pb zijn van fundamenteel belang in de geochronologie.