Zoals de namen al doen vermoeden, komen de twee winden voor in kustgebieden of gebieden met aangrenzende grote watermassa’s. Water en land hebben verschillende opwarmingscapaciteiten. Water heeft wat meer tijd nodig om op te warmen en kan de warmte langer vasthouden dan land.
Laten we nu de twee onderstaande diagrammen eens bekijken:
Overdag, als de zon op is, warmt het land heel snel op en de lucht erboven warmt veel meer op dan de lucht boven het water. De warme lucht boven het land is minder dicht en begint te stijgen. Er ontstaat lage druk.
De luchtdruk boven het water is hoger met koudere dichte lucht, die zich verplaatst om de ruimte die boven het land ontstaat in te nemen. De koelere lucht die meekomt, wordt een zeewind genoemd.
In de nacht gebeurt het omgekeerde. Het land verliest snel zijn warmte, terwijl het water zijn warmte vasthoudt. Dat betekent dat de lucht boven het water warmer wordt, minder dicht is en begint te stijgen. Er ontstaat lage druk boven het water. Koude en dichte lucht boven het land begint naar het wateroppervlak te bewegen om de warmere stijgende lucht te vervangen. De koele bries van het land wordt een landbries genoemd.