Het Oude Testament is een verzameling van negenendertig boeken over de geschiedenis en de godsdienst van het volk Israël. De auteurs van deze boeken zijn onbekend, en elk boek bezit een unieke toon, stijl en boodschap. Afzonderlijk bevatten ze verhalen, wetten en gezegden die bedoeld zijn als modellen voor religieus en ethisch gedrag. Samen – door middel van honderden personages en gedetailleerde gebeurtenissen – vormen zij een verenigd verhaal over God en zijn poging om zich te verhouden tot de mensheid door zich te verhouden tot een specifieke groep mensen.
Het Oude Testament bevat vier hoofdafdelingen: de Pentateuch, de Voormalige Profeten (of Historische Boeken), de Geschriften, en de Laatste Profeten. Deze studiegids behandelt boeken uit de eerste drie secties.
De Pentateuch
De Pentateuch omvat de eerste vijf boeken van het OudeTestament. Het geeft een reeks van beginpunten weer – het begin van de wereld, van de mensheid, en van Gods belofte aan de Israëlieten.
Genesis, het eerste boek, opent met Gods schepping van de wereld. De volmaakte wereld valt ten prooi aan het kwaad wanneer de mensen ongehoorzaam zijn aan God, en de menselijke bevolking verdeelt zich in verschillende naties en talen. Na vele generaties spreekt God tot een man genaamd Abraham. God sluit een verbond met Abraham om zijn nakomelingen tot een groot volk te maken en hun een groot land te geven. Abraham toont een sterk geloof in God, en God bezegelt zijn belofte met een aantal tekenen en beproevingen. Dit bijzondere verbond met God gaat over op Abrahams zoon Izaäk en op zijn kleinzoon Jakob. Samen vertegenwoordigen zij de patriarchen, of vaders, van het Israëlitische volk. De twaalf zonen van Jakob verhuizen naar Egypte nadat de jongste broer, Jozef, op wonderbaarlijke wijze een hoge ambtenaar in Egypte wordt.
In het Boek Exodus zijn de nakomelingen van de kinderen van Jakob een enorm volk geworden, maar de Farao van Egypte houdt hen in slavernij. God kiest één man, Mozes, om de Israëlieten te redden. God stuurt plagen naar Egypte, en met wonderbaarlijke tekenen en wonderen leidt Mozes het volk uit Egypte en over de Rode Zee. Ze gaan naar de berg Sinaï, waar God in een donderwolk boven de berg verschijnt en de Israëlieten de belofte bevestigt die hij aan Abraham heeft gedaan. God gebiedt hen alleen zichzelf te aanbidden, en hij geeft hun verschillende ethische en religieuze wetten.
De boeken Leviticus, Numeri en Deuteronomium gaan verder met de uitleg van Gods religieuze wetten en zijn beloften aan het volk. Het volk moet zich aan deze wetten houden om het beloofde land, waarheen ze op weg zijn, binnen te gaan en ervan te genieten. Ondanks Gods aanwezigheid klagen de Israëlieten en zijn ze onophoudelijk ongehoorzaam, wat Gods toorn oproept. Zij zwerven veertig jaar lang door de woestijn op zoek naar het beloofde land. Deze boeken vervolgen de periode van Mozes’ legendarische leiderschap en wonderen, tot aan zijn dood aan het eind van Deuteronomium.
De Voormalige Profeten
De Voormalige Profeten, of de Historische Boeken, beslaan de geschiedenis van de Israëlieten vanaf Mozes’ dood tot aan de val van de natie in 587 v. Chr.c. In de boeken Jozua en Rechters veroveren de Israëlieten met succes het land dat hen door God is beloofd, maar zij zijn ongehoorzaam aan God door de goden van de omringende volkeren te aanbidden. Buurvolken vallen binnen en onderdrukken de Israëlieten. God redt het volk Israël door rechters, of heersers, aan te wijzen om het volk te leiden bij het afweren van hun vijanden.
De twee boeken van Samuël (Eerste Samuël en Tweede Samuël) behandelen de opkomst van het verenigde koninkrijk Israël. De religieuze leider van Israël, Samuel, benoemt een koning met de naam Saul. Saul is echter ongehoorzaam aan God en God kiest een andere man, David, om de koning van Israël te worden. Koning Saul probeert de jonge David te doden, maar slaagt daar niet in. De dood van Saul sluit het eerste boek af. In het tweede boek vestigt David het grote koninkrijk van Israël. Hij overwint Israëls omringende vijanden en vestigt Jeruzalem als het religieuze en politieke centrum van Israël.
De boeken der Koningen (1 Koningen en 2 Koningen genoemd) schetsen de neergang van Israëls succes. God zegent de zoon van David, Salomo, met een immense wijsheid. Als koning breidt Salomo Israël uit tot een rijk en bouwt hij een grote tempel in Jeruzalem. Salomo is ongehoorzaam aan God door andere goden te aanbidden, en na zijn dood splitst het koninkrijk zich in een noordelijk koninkrijk, Israël, en een zuidelijk koninkrijk, Juda. Een reeks van slechte koningen leidt de twee koninkrijken weg van het aanbidden van God. Ondanks de pogingen van de profeten Elia en Elisa om Israëls wandaden te stoppen, vallen de twee koninkrijken ten prooi aan het Assyrische en het Babylonische rijk. Jeruzalem wordt verwoest en het volk wordt in ballingschap gestuurd.
De Geschriften
De Geschriften zijn geplaatst na de historische boeken in de Christelijke Bijbel. Sommige daarvan zijn verhalen over de tijd van Israëls ballingschap in andere naties en de uiteindelijke terugkeer naar het vaderland. Het Boek Esther, bijvoorbeeld, vertelt het verhaal van een bescheiden Joods meisje dat koningin van Perzië wordt en op moedige wijze het Joodse volk redt van genocide.
Vele van de Geschriften zijn boeken van poëzie en wijsheid, behorend tot de belangrijkste literatuur in het Oude Testament. Het Boek Job is een lange dialoog over Gods rechtvaardigheid en het probleem van het menselijk lijden. De Psalmen zijn lyrische gedichten en hymnen – waarvan er vele aan koning David worden toegeschreven – die uitdrukking geven aan het verlangen van de mensheid naar God. De boeken Spreuken en Prediker – eveneens toegeschreven aan de wijze koning Salomo – bevatten uitspraken en instructies over de zin van het leven en ethisch gedrag. Tenslotte is het Hooglied van Salomo (ook toegeschreven aan Salomo) een romantische, lyrische dialoog tussen een jonge vrouw en haar minnaar.