Hoofdgeheugen verwijst naar het fysieke geheugen dat intern is aan de computer. Het woord main wordt gebruikt om het te onderscheiden van externe massaopslagapparaten zoals diskdrives. Andere termen die worden gebruikt om hoofdgeheugen aan te duiden zijn RAM en primaire opslag.
De computer kan alleen gegevens manipuleren die zich in het hoofdgeheugen bevinden. Daarom moet elk programma dat u uitvoert en elk bestand dat u opent, van een opslagapparaat naar het hoofdgeheugen worden gekopieerd. De hoeveelheid hoofdgeheugen op een computer is van cruciaal belang, omdat het bepaalt hoeveel programma’s tegelijk kunnen worden uitgevoerd en hoeveel gegevens direct beschikbaar zijn voor een programma.
Omdat computers vaak te weinig hoofdgeheugen hebben om alle gegevens te bevatten die ze nodig hebben, hebben computeringenieurs een techniek uitgevonden die swapping wordt genoemd, waarbij gedeelten van gegevens naar het hoofdgeheugen worden gekopieerd wanneer ze nodig zijn. Swapping treedt op wanneer er in het geheugen geen plaats is voor de benodigde gegevens. Wanneer een deel van de gegevens in het geheugen wordt gekopieerd, wordt een even groot deel eruit gekopieerd (geswapt) om ruimte te maken.
De meeste PC’s worden tegenwoordig geleverd met een minimum van 32 megabyte aan hoofdgeheugen. U kunt de hoeveelheid geheugen meestal vergroten door extra geheugen in de vorm van chips te plaatsen.