Sarcopenie werd eerst gekarakteriseerd als het langzame en progressieve verlies van spiermassa dat gepaard gaat met veroudering in afwezigheid van een onderliggende ziekte of aandoening.
Na verloop van tijd werd erkend dat het belangrijkste element een verlies van spierkracht (dynapenie) was in plaats van een verlies van spiermassa. Dit heeft geleid tot een wijziging van de definitie in de zin van kracht (grijpkracht) of functie (loopsnelheid of -afstand).
Op basis van dit concept heeft een aantal verenigingen over de hele wereld herziene definities gegeven (tabel hieronder). Deze definities hebben tot op zekere hoogte het belang van veroudering minder benadrukt, en erkennen dat sarcopenie naast de fysiologische gevolgen van veroudering nog een aantal andere oorzaken heeft. De toegenomen belangstelling voor dit onderwerp blijkt duidelijk uit het aantal publicaties dat de laatste jaren is verschenen in vergelijking met vroeger.
Tabel 1 – Vergelijking van de definities van sarcopenie. (Klik op de afbeelding voor een vergroting in een nieuw tabblad)
De prevalentie van 15% bij 65 jaar tot 50% bij 80 jaar bij de mens, waarbij normale veroudering gepaard gaat met een spierverlies van 1-2% boven de leeftijd van 50 jaar.
Daarnaast zal de snel toenemende vergrijzing de gezondheidsproblemen die samenhangen met sarcopenie alleen maar verergeren, wat direct leidt tot meer ziekenhuisopnames en invaliditeit, mede door bij te dragen aan vallen, botbreuken en broosheid bij ouderen.