Van de val van oude, autoritaire leiders tot de onderdrukking van opstanden, hier zijn enkele belangrijke data en gebeurtenissen die deel uitmaken van wat bekend staat als de Arabische lente.
De Tunesische vonk
Op 17 december 2010 stak een jonge Tunesiër die groenten uit een kruiwagen verkocht zichzelf in brand om te protesteren tegen de intimidatie door de politie.
Mohamed Bouazizi stierf op 4 januari 2011, maar niet voordat zijn gebaar viraal ging, wat protesten tegen de kosten van levensonderhoud en de autoritaire president van het land, Zine El Abidine Ben Ali, aanwakkerde.
Ben Ali’s 23-jarige bewind eindigde 10 dagen later toen hij naar Saoedi-Arabië vluchtte en de eerste leider van een Arabische natie werd die door volksprotesten werd verdreven.
De protesten inspireerden een golf van opstanden in de hele Arabische wereld toen mensen in opstand kwamen om te protesteren tegen autoritarisme, corruptie en armoede.
‘Mubarak eruit!’
Op 25 januari 2011 demonstreerden duizenden Egyptenaren in Caïro, Alexandrië en andere steden om het vertrek te eisen van president Hosni Mubarak, die al 30 jaar aan de macht was.
Op 11 februari, toen meer dan een miljoen mensen de straat opgingen, trad Mubarak af en gaf de macht over aan het leger.
De Moslimbroederschap-gelinkte regering van Mohammed Morsi werd in 2012 gekozen, maar werd het jaar daarop omvergeworpen door het leger onder leiding van de generaal, nu president, Abdel Fattah el-Sisi.
Bahrains ‘Tahrir’
Op 15 februari namen betogers de rotonde op het Parelplein in de hoofdstad in, die ze omdoopten tot het “Tahrirplein”, en eisten ze onder meer een constitutionele monarchie.
Maar hun kamp werd drie dagen later door de oproerpolitie bestormd, waarbij drie doden en velen gewonden vielen.
Libië ontploft
Op dezelfde dag dat de protesten in Bahrein begonnen, maakte de Libische politie met geweld een einde aan een sit-in tegen de regering in de tweede stad, Benghazi.
De leider van het land, Muammar Gaddafi, beloofde jacht te maken op de “ratten” die zich tegen hem verzetten.
De opstand liep uit op een burgeroorlog waarbij Franse, Britse en Amerikaanse luchtmachten ingrepen tegen Gaddafi.
Op 20 oktober 2011 werd Kadhafi in zijn thuisregio Sirte gevangen genomen en gedood door rebellen die hem verstopt vonden in een regenafvoer.
Het land is nu verdeeld tussen rivaliserende oostelijke en westelijke regeringen.
Syrië volgt
Op 6 maart bekladden een dozijn tieners de muur van hun school in het zuiden van Syrië met “Jouw beurt, dokter”, verwijzend naar president Bashar al-Assad, een opgeleid oogarts.
De marteling van de jongeren leidde aanvankelijk tot overwegend vreedzame protesten en oproepen tot democratische hervormingen.
Maar met gewelddadige repressie door de regering veranderde de opstand in een burgeroorlog.
De oorlog in Syrië droeg ook bij aan de opkomst van de groep ISIL (ISIS) en hernieuwde conflicten in buurland Irak, culminerend in een genocidale aanval op minderheden in het noorden van het land.
Tunesiës eerste verkiezingen
Op 23 oktober 2011 stroomden de Tunesiërs naar de stembus voor hun eerste vrije verkiezingen, waarin leden van de Ennahdha-beweging zegevierden.
Yemen’s Saleh goes
Op 27 februari 2012 gaf Ali Abdullah Saleh, die Jemen 33 jaar had geregeerd, de macht over aan zijn plaatsvervanger Abdrabuh Mansur Hadi, na een jaar van protesten.
Het armste land van de Arabische wereld, Jemen, is na de eerste protesten ook in geweld ontaard.
Moskou redt al-Assad
Rusland, dat met Iran de grootste bondgenoot van al-Assad is, begon op 30 september 2015 met luchtaanvallen tegen Syrische rebellen, waardoor de loop van de oorlog veranderde.
Na 10 jaar strijd, waarbij 380.000 doden vielen, kon al-Assad belangrijke overwinningen claimen.