Een nucleaire meltdown is het ergste scenario voor een kerncentrale, waarbij op grote schaal dodelijke straling vrijkomt in het milieu, die zich honderden kilometers ver kan verspreiden en zowel dieren in het wild als mensen kan treffen. Straling kan niet worden gezien, geroken of geproefd en blootstelling kan leiden tot ernstige bijwerkingen zoals haaruitval, huidblaren, tumoren en kanker en, als de dosis groot genoeg is, de dood. Sinds 1952 zijn er veertien meltdowns geweest, van uiteenlopende ernst, in zowel commerciële, militaire als experimentele reactoren. Tot de top drie van de meest rampzalige meltdowns behoren Three Mile Island in 1979, Tsjernobyl in 1986 en Fukushima Daiichi in 2011. Het is belangrijk te onthouden dat een kernsmelting niet een eenmalige tragische gebeurtenis is, zoals vaak het geval is bij natuurrampen. De gevolgen van een meltdown kunnen honderden jaren aanhouden omdat de straling langzaam verdwijnt.
Wat veroorzaakt eigenlijk een meltdown? Een meltdown ontstaat in een reactor wanneer de brandstof niet voldoende wordt gekoeld. De splijtstofstaven worden onder water gehouden, met het water als koelmiddel. Als de door de splijtingsreactie opgewekte hitte zo groot is dat het grootste deel van het water kookt en de splijtstofstaven aan de lucht worden blootgesteld. De uraniumkorrels in de staaf worden snel zo heet dat zij hun smeltpunt bereiken en door het zirkonium omhulsel van de splijtstofstaaf en de vloer van de insluitingskamer branden, waardoor een wijdverspreide uitstoot van straling ontstaat.