Dit artikel maakt deel uit van de serie Belangrijke Bijbelverzen.
Volg Mij
Christus roept ons tot Zich, en dan nodigt Hij ons uit om anderen te leiden om Hem te volgen in gehoorzaamheid en vertrouwen. We worden discipelen genoemd als we elkaar op deze manier liefhebben. Lees meer over Gods ontwerp voor discipelschap vanuit de Schrift met deze verzen en commentaar, aangepast uit de ESV Study Bible.
Johannes 8:31-38
Dus Jezus zeide tot de Joden, die hem geloofd hadden: “Indien gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk mijn discipelen, en zult gij de waarheid kennen, en de waarheid zal u vrijmaken.” Zij antwoordden hem: “Wij zijn nakomelingen van Abraham en zijn nooit aan iemand tot slaaf gemaakt. Hoe komt het, dat gij zegt: Gij zult vrij worden?”
Jezus antwoordde hun: “Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u, ieder, die de zonde beoefent, is een slaaf der zonde. De slaaf blijft niet eeuwig in huis; de zoon blijft eeuwig. Dus als de Zoon jullie vrijmaakt, zullen jullie inderdaad vrij zijn. Ik weet dat jullie nakomelingen van Abraham zijn; toch zoeken jullie mij te doden omdat mijn woord geen plaats in jullie vindt. Ik spreek over wat ik bij mijn Vader heb gezien, en jullie doen wat je van je vader hebt gehoord.”
Hun “geloof” wordt in de loop van het verhaal als vals aangetoond (zie Johannes 8:33-47). In Jezus’ woord blijven betekent blijven geloven wat Jezus heeft gezegd en in gehoorzaamheid aan Hem wandelen (1 Johannes 2:6, 28; 3:6). Dit vers laat zien dat het blijven vertrouwen op Jezus en hem blijven gehoorzamen één test is voor wie werkelijk mijn discipelen zijn.
Dit vers wordt vaak uit zijn verband gerukt, maar het verband met Johannes 8:31 laat zien dat Jezus het maar over één manier heeft om de waarheid te kennen, en dat is door te blijven geloven en zijn woord te gehoorzamen. u bevrijden. Van de schuld en de slavende kracht van zondige gedragspatronen. Een slaaf van de zonde betekent niet in staat te zijn te ontsnappen aan zondige gedragspatronen zonder de hulp van Jezus om iemand te bevrijden (zie Johannes 8:36).
Matheüs 28:16-20
Nu gingen de elf discipelen naar Galilea, naar de berg waar Jezus hen naartoe had geleid. En toen zij hem zagen, aanbaden zij hem, maar sommigen twijfelden. En Jezus kwam en zeide tot hen: Mij is gegeven alle macht in den hemel en op aarde. Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van de Vader en de Zoon en de heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan alles wat ik jullie opgedragen heb. En zie, Ik ben met u al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”
In zijn opgestane staat oefent Jezus absolute autoriteit uit in hemel en op aarde, wat zijn goddelijkheid aantoont. Zijn autoriteit is door de Vader gegeven, wat aangeeft dat Hij onderworpen blijft aan de Vader.
De gebiedende wijs (“maak discipelen”, d.w.z. roep individuen op om zich aan Jezus te verbinden als Meester en Heer) verklaart het centrale brandpunt van de Grote Opdracht, terwijl de Griekse deelwoorden (vertaald als “ga”, “doop” en “onderwijs”) aspecten van het proces beschrijven. alle volken. Jezus’ bediening in Israël moest het beginpunt worden van wat later een verkondiging van het evangelie aan alle volken van de aarde zou worden, niet alleen aan Joden maar ook aan heidenen. De naam (enkelvoud, niet meervoud) van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest is een vroege aanwijzing van de trinitaire Godheid en een openlijke verkondiging van Jezus’ godheid.
Onderricht is een middel waardoor discipelen van Jezus voortdurend worden omgevormd om meer op Christus te gaan lijken (vgl. Matt. 10:24-25; Rom. 8:29; 2 Kor. 3:18). observeer. Gehoorzaam. Ik ben altijd bij u. Jezus besluit de opdracht, en Mattheüs zijn Evangelie, met het cruciale element van discipelschap: de aanwezigheid van de Meester, die “God met ons” is (vgl. Matt. 1:23).
2 Timoteüs 2:1-2
Gij dan, mijn kind, wordt gesterkt door de genade die in Christus Jezus is, en wat gij van mij gehoord hebt in tegenwoordigheid van vele getuigen, vertrouwt gij toe aan getrouwe mannen, die in staat zullen zijn ook anderen te onderwijzen.
Net als in 2 Timoteüs 1:6-14 wordt Timoteüs’ oproep om “te delen in het lijden” (2 Tim. 2:3) weergegeven in het verlengde van Paulus’ eigen lijden (2 Tim. 2:9), en wordt het uithoudingsvermogen waartoe Timoteüs wordt opgeroepen (2 Tim. 2:1) weergegeven in het verlengde van Paulus’ eigen lijden (2 Tim. 2:10). Verder openen beide gedeelten met een oproep om sterk te blijven in Christus (2 Tim. 1:6-7; 2:1-2), en de vermaningen zijn telkens geworteld in het verlossende werk van Christus (2 Tim. 1:9-10; 2:8-10).
Door deze hele brief heen benadrukt Paulus de boodschap die Timotheüs van hem heeft ontvangen (zie 2 Tim. 1:13; 2:8). Terwijl Paulus de dood tegemoet gaat, moedigt hij Timotheüs aan het evangelie door te geven aan getrouwe mannen die op hun beurt anderen zullen onderwijzen, zodat het evangelie bewaard blijft voor de komende generaties.
Luke 9:23-24
En Hij zeide tot allen: Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf, neme dagelijks zijn kruis op en volge Mij. Want wie zijn leven wil redden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van mij, zal het redden.
“Mij achterna komen” betekent een discipel worden (Lucas 14:27) en vereist dat een discipel: (1) zichzelf verloochenen (niet eenvoudigweg bepaalde dingen verloochenen, maar de persoonlijke controle over zijn leven verloochenen); (2) zijn kruis opnemen (Lucas 14:27; aantekeningen bij Matt. 10:38 en Marcus 8:34; een verbintenis aangaan die zal leiden tot afwijzing en mogelijk zelfs de dood); en (3) mij volgen (het voorbeeld en de leringen van Jezus volgen). In Jezus’ tijd betekende “Mij volgen” ook dat men zich aansloot bij het gezelschap van zijn discipelen, die in de bediening met Jezus door Palestina trokken.
Johannes 13:34-35
Een nieuw gebod geef ik u, dat gij elkander liefhebt: zoals Ik u heb liefgehad, moet ook gij elkander liefhebben. Hieraan zal iedereen herkennen dat jullie mijn leerlingen zijn, als jullie elkaar liefhebben.”
Liefde moet het kenmerk zijn van Jezus’ leerlingen. Het “nieuwe gebod” van Jezus gaat uit van de Mozaïsche geboden om de Heer lief te hebben met al je krachten en je naaste als jezelf (Lev. 19,18; vgl. Deut. 6,5; Marcus 12,28-33), maar Jezus’ eigen liefde en onderwijs verdiepen en transformeren deze geboden. Jezus leerde zelfs liefde voor zijn vijanden (Matt. 5,43-48). Het gebod om de naaste lief te hebben was niet nieuw; de nieuwheid werd gevonden in het elkaar liefhebben zoals Jezus zijn discipelen had liefgehad (vgl. Joh. 13,1; 15,13). In het licht van Jezus’ latere dood, impliceert even liefhebben een liefde die zelfs bereid is je leven te geven voor een ander (Johannes 15:13).
Acts 1:8
Maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u gekomen is, en gij zult mijn getuigen zijn in Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria, en tot aan het einde der aarde.”
Jezus corrigeerde de vragen van de discipelen (Handelingen 1:6) met een opdracht: “Deze tijd” (Handelingen 1:6) zou voor hen een tijd van getuigenis voor het evangelie zijn, en de reikwijdte van hun getuigenis moest niet alleen Israël zijn, maar de hele wereld. Vers 8 is de thematische verklaring voor heel Handelingen. Het begint met de kracht van de Geest die achter het getuigenis van Jezus staat en het voortdrijft. Dan geeft het een ruwe schets van het boek: Jeruzalem (Handelingen 1-7), Judea en Samaria (Handelingen 8-12), en het einde van de aarde (Handelingen 13-28). Uitleggers verschillen van mening over de vraag of de Heilige Geest vóór Pinksteren in mindere mate of helemaal niet werkzaam was in het leven van gewone gelovigen, behalve dan dat Hij hun macht gaf voor speciale taken. In beide gevallen was er iets nieuws waarop gewacht moest worden. Dit krachtige nieuwe werk van de Heilige Geest na Pinksteren bracht verschillende heilzame resultaten: meer effectiviteit in getuigenis en bediening (Hand. 1,8), effectieve verkondiging van het evangelie (vgl. Matt. 28,19), kracht voor overwinning op de zonde (Hand. 2,42-46; Rom. 6,11-14; 8,13-14; Gal. 2,20; Fil. 3,10), macht om Satan en demonische machten te overwinnen (Hand. 2,42-46; 16,16-18; 2Kor. 10,3-4; Ef. 6,10-18; 1Joh. 4,4), en een brede verspreiding van gaven voor de bediening (Hand. 2,16-18; 1Kor. 12,7-11; 1Petr. 4,10; vgl. Num. 11,17, 24-29). De discipelen verstonden onder “kracht” in deze context waarschijnlijk zowel de kracht om het evangelie effectief te verkondigen als de kracht (door de heilige Geest) om wonderen te doen die de boodschap bevestigen. Hetzelfde woord (Gk. dynamis) wordt ten minste zeven andere keren in Handelingen gebruikt om te verwijzen naar de macht om wonderen te verrichten in verband met de verkondiging van het evangelie (zie Handelingen 2:22; 3:12; 4:7; 6:8; 8:10; 10:38; 19:11).
Romeinen 10:14-17
Hoe zullen zij Hem dan aanroepen in Wie zij niet geloofd hebben? En hoe kunnen zij in Hem geloven van wie zij nooit hebben gehoord? En hoe kunnen zij horen zonder dat iemand predikt? En hoe kunnen zij prediken, tenzij zij gezonden worden? Zoals geschreven staat: “Hoe schoon zijn de voeten van hen die het goede nieuws verkondigen!” Maar zij hebben niet allen aan het evangelie gehoorzaamd. Want Jesaja zegt: “Heer, wie heeft geloofd wat hij van ons heeft gehoord?” Het geloof komt dus voort uit het horen, en het horen door het woord van Christus.
Met een reeks retorische vragen overweegt Paulus de keten van gebeurtenissen die nodig zijn voor iemand om gered te worden. Romeinen 10:14 is verbonden met Romeinen 10:13 met het woord oproep. De logica van deze verzen is duidelijk: (1) mensen zullen Jezus alleen aanroepen om hen te redden als zij geloven dat Hij dat kan doen; (2) geloof in Christus kan niet bestaan zonder kennis over Hem; (3) men hoort alleen over Christus als iemand de reddende boodschap verkondigt; en (4) de boodschap over Christus zal niet worden verkondigd tenzij iemand door God wordt gezonden om dat te doen. Daarom was Paulus zo dringend om het evangelie te verspreiden tot aan de uiteinden van de aarde, want hij geloofde dat de enige manier om gered te worden was het horen van en geloven in het evangelie (zie de noot bij Romeinen 1:19-20). (Paulus heeft het hier niet over oudtestamentische gelovigen die uitzagen naar Christus, zoals Abraham en David in Romeinen 4, noch heeft hij het over zuigelingen die in hun kinderjaren sterven; zie aantekening bij 2 Sam. 12:23). Omdat redding alleen voortkomt uit het horen van het evangelie, zijn de voeten van hen die de boodschap over Christus brengen mooi (Jes. 52:7), waarschijnlijk omdat de voeten de boodschappers naar hun bestemming dragen.
Horen van het evangelie is noodzakelijk voor redding, maar horen is niet genoeg: mensen moeten ook reageren met persoonlijk vertrouwen. Jesaja (Jes. 53:1) profeteert dat niet allen zullen geloven. In de context van Romeinen 9-11 denkt Paulus vooral aan de Joden die niet geloofden.
In Romeinen 10:17 vat Paulus nu het betoog tot nu toe samen. Men kan alleen tot geloof komen door het evangelie te horen, en de specifieke boodschap die gehoord moet worden is het woord van Christus, dat wil zeggen, het goede nieuws over Jezus Christus als de gekruisigde en opgestane Heiland.
Johannes 15:16-17
Jij hebt Mij niet uitgekozen, maar Ik heb jou uitgekozen en je aangesteld opdat je heengaat en vrucht draagt en dat je vrucht blijft, zodat alles wat je de Vader in mijn naam vraagt, Hij het je zal geven. Deze dingen beveel ik u, opdat gij elkander liefhebt.
U hebt mij niet uitgekozen doet niets af aan de bereidwillige beslissing van de discipelen om Jezus te volgen toen hij hen riep. Jezus benadrukt dat de uiteindelijke factor om te bepalen wie hem zou volgen, Jezus’ eigen keuze was. Het Griekse eklegomai heeft de betekenis van “kiezen of uit een groep kiezen”, en die betekenis heeft het ook duidelijk in Johannes 15:19. Dat u moet gaan en vrucht dragen, impliceert dat het doel van Christus’ uitverkiezing van mensen niet alleen is dat hun zonden worden vergeven en zij eeuwig leven hebben, maar ook dat hun leven vruchtbaar en productief is voor het vervullen van Gods doelen. Voor belangrijke passages over de leer van de uitverkiezing, zie Romeinen 9 en Efeziërs 1.
Kolossenzen 1:28-29
Hij verkondigen wij, waarschuwen allen en onderwijzen allen met alle wijsheid, opdat wij allen rijp in Christus mogen voorstellen. Hiervoor zwoeg ik, worstelend met al zijn energie, die Hij krachtig in mij werkt.
Het was voor Paulus niet genoeg om mensen belijdenis van geloof in Christus te zien afleggen, hoe belangrijk dit ook is. Teleios zou vertaald kunnen worden met “volmaakt”, maar volledige volmaaktheid wordt pas bereikt wanneer Christus terugkeert en gelovigen volledig getransformeerd zijn. Tot die tijd staat de volwassenheid die christenen moeten nastreven in contrast met de onvolwassenheid van de kinderjaren (vgl. Ef.4,14). Paulus predikt opdat ieder mens volkomen zal zijn in Christus.
Hebreeën 3:12-14
Waakt ervoor, broeders, dat er in iemand van u een kwaad, ongelovig hart is, waardoor u van de levende God afvalt. Maar vermaan elkaar elke dag, zolang het “heden” heet, opdat niemand van u verhard wordt door het bedrog van de zonde. Want wij zijn gekomen om deel te hebben aan Christus, als wij maar tot het einde toe ons oorspronkelijke vertrouwen behouden.
Hebreeën waarschuwt aan de hand van verschillende sleutelwoorden in Psalm 95 dat iemand niet mag afvallen door het ongeloof van een verhard, zondig hart (Gk. apostēnai, “zich afkeren, in de steek laten, afvallig worden”; vgl. Lukas 8:13; 1 Tim. 4:1). Zijn antwoord op dit gevaar is zowel het aanmoedigen van persoonlijke inzet (wees voorzichtig) als het oproepen van de gemeente om samen te wandelen in wederzijdse bemoediging (vermaan elkaar). zolang het “heden” heet. Vanuit het perspectief van Gods verlossingsplannen voor de wereldgeschiedenis leeft de kerk in een speciaal moment waarin de Heer is gekomen, gesproken en gegaan, en gelovigen wachten op zijn wederkomst-geloof is nodig in dit uur, en wederzijdse vermaning ondersteunt en versterkt het geloof.
Het bewijs dat de christen werkelijk deel heeft aan de verlossing van Christus houdt volharding tot het einde in. De voorwaarde (indien inderdaad) is op verschillende manieren opgevat. Sommigen hebben betoogd dat de voorwaarde (“indien”) aangeeft dat ware christenen hun redding kunnen verliezen. De Schrift is echter duidelijk dat ware gelovigen hun redding niet kunnen verliezen, zoals bijvoorbeeld blijkt uit Joh. 10:27-29 (“niemand kan hen uit de hand van de Vader rukken”), Ef. 1:4 (“Hij heeft ons in Hem uitverkoren vóór de grondlegging der wereld”), en vele andere Schriftpassages (bijv. Joh. 6:39-40; Rom. 8:35, 38-39; Fil. 1:6; 1 Petr. 1:3-5). Hebreeën 3:14 moet worden begrepen in verband met Hebreeën 3:13, zoals wordt aangegeven door het verbindingswoord “voor” (Gk. gar). Dat wil zeggen, v. 14 is verbonden met de vermaning om niet verhard te raken (in ongeloof en zonde). De logica van het argument is dus dat degenen die verhard zijn of verhard worden (Hebr. 3,13) uiterlijk bewijs geven dat zij geen echte gelovigen zijn (en nooit geweest zijn) die “delen in Christus”, want echte gelovigen worden niet verhard; in plaats daarvan volharden zij – dat wil zeggen, zij houden vast aan hun oorspronkelijke vertrouwen tot het einde toe. Natuurlijk moedigt de Schrift de gelovigen ook aan om te bidden voor de afvalligen en hen terug te brengen (Jakobus 5:20; 1 Johannes 5:16), in de hoop dat zij zich zullen bekeren. Toch moet deze passage worden gezien als een nuchtere waarschuwing – bedoeld als een middel dat God gebruikt om christenen vastbesloten in geloof en gehoorzaam te houden tot het einde. De voortdurende ervaring van volharding resulteert in “vertrouwen” en zekerheid dat men inderdaad “deel heeft aan Christus”.” Dit vers geeft dan een ernstige waarschuwing aan iedereen die beweert gered te zijn – dat wil zeggen, om zichzelf zorgvuldig te onderzoeken om er zeker van te zijn dat men in feite een echte gelovige is, want als er geen bewijs is van volharding in geloof en gehoorzaamheid, dan is er echt reden om te twijfelen of zo iemand ooit gered is.
Alle commentaargedeelten bewerkt uit de ESV Studiebijbel.
Populaire artikelen in deze serie
10 Belangrijke Bijbelverzen over Gods soevereiniteit
04 november 2020
Wanneer het leven oncontroleerbaar aanvoelt, kan het troostend zijn om te bedenken dat we nooit uit het zicht van onze Schepper zijn – en dat Hij nooit de controle verliest.
10 Belangrijke Bijbelverzen over wijsheid en onderscheidingsvermogen
19 mei 2020
Wijsheid is, in de eerste plaats, van de Heer. Wanneer u wijsheid verlangt, wees dan aangemoedigd om in gebed naar Hem en Zijn woord te gaan.
10 Belangrijke Bijbelverzen over Zonde
28 februari 2020
Door Christus hoeft onze zonde ons niet van God te scheiden. Sterker nog, als we het belijden en in Hem geloven, worden we gereinigd van onze ongerechtigheid.
10 Belangrijke Bijbelverzen over het huwelijk
14 februari 2020
Wees bemoedigd vanuit Gods woord over zijn plan en doel voor huwelijksrelaties.
Bekijk alle