ABRAHAM LINCOLN.; De kenmerken van zijn leven zoals gezien door zijn advocatenpartner.

author
4 minutes, 21 seconds Read

Mr. LINCOLN las minder en dacht meer na dan enig ander man in zijn omgeving in Amerika. Geen man in deze 7udience kan zijn vinger leggen op een groot boek geschreven in de vorige of huidige eeuw dat hij rend. Toen hij jong was las hij de Bijbel, en toen hij oud was Shakespeere. Dit laatste boek was bijna nooit uit zijn gedachten. Mr. LINCOLN wordt erkend een groot man te zijn geweest, maar de vraag is wat hem groot maakte? Ik herhaal dat hij minder las en meer dacht dan enig ander man van zijn standing in Amerika, zo niet in de wereld. Hij bezat originaliteit en denkkracht in een eminente mate. Hij was bedachtzaam, koel, geconcentreerd, met continuïteit van reflectie; wan geduldig en volhardend. Dit zijn enkele van de gronden van zijn wonderbaarlijk succes.

Hij was zeer nadrukkelijk een meedogenloze analysator van feiten, dingen en beginselen. Wanneer al deze processen goed en grondig waren doorlopen, kon hij zich een mening vormen en die uiten, maar niet eerder. Alle tegenstanders vreesden hem in zijn originaliteit van idee, veroordeling, definitie en kracht van uitdrukking; en wij voor de man die een geheime dwaling aan zijn boezem omhelsde als Mr. LINCOLN er achteraan ging. Ik zeg wo tegen hem. De tijd kon de fout in geen hoekje of gaatje van de ruimte verbergen waar hij hem niet zou ontdekken en blootleggen. We kunnen hier bevestigen, om een algemeen idee over te brengen, dat de heer LINCOLN een zelfstandig man was.

De heer LINCOLN’s geest was traag, hoekig en zwaar, in plaats van snel en fijn onderscheidend; en na verloop van tijd zou zijn grote vermogen van de rede over kannen en gevolgen, over schepping en relatie, over substantie en over waarheid, een stelling vormen, een mening, verstandig en goed, die geen mens kan ontkennen. Wanneer zijn verstand niet in staat was de premissen te bevatten van waaruit hij kon redeneren, was hij zwakker dan een kind, omdat hij geen van de intuïties van het kind had — de snelle, heldere flits van de ziel over verspreide en ongeordende feiten. Ik heb de mensen nauwlettend in de gaten gehouden met betrekking tot hun toenaderingen tot Mr. LINCON. Degenen die hem van de kant van zijn oordeel benaderden, behandelden hem teder — soms eerbiedig, maar altijd als een zwakzinnig man. Deze klasse van mannen neemt het oordeel als de standaard van het verstand.

Ik heb een andere klasse hem zien benaderen aan zijn verstandszijde, en zij hurkten altijd laag neer en tierden, zo ongeveer om te zeggen: ‘groots.’ groots. Almachtig’. Deze beide klassen hadden gelijk. De een nam het oordeel als maatstaf voor de mens, de ander de rede. Maar beide klassen hadden ongelijk — ze hebben een kant van Mr. LINCOLN uit het oog verloren. Een derde klasse kende hem goed, en behandelde hem altijd met menselijk respect; niet dat ontzag en eerbied waarmee wij het Opperwezen beschouwen; niet die hoogmoedige hooghartigheid die grootheid toont aan kleinheid. Deze drie klassen van mensen zijn vanavond in deze kamer. Ieder zal zichzelf willen onderzoeken, en dan oordelen over wat ik zeg. Ik heb Mr. LINCOLN van alle kanten benaderd, het spijt me nu te moeten zeggen, en hem behandeld overeenkomstig de benaderde hoek.

Er zijn tegenstrijdige meningen met betrekking tot Mr. LINCOLN’s hart en menselijkheid. Om een algemene uitdrukking te gebruiken, zijn algemene leven was koud, Hij had, echter, een sterk latent vermogen om lief te hebben, maar het object moest eerst als principe komen, ten tweede als juist, en ten derde als lieflijk. Hij hield van de abstracte mensheid als die onderdrukt werd. Dit was een abstracte liefde, niet concreet in het individu, zoals door sommigen wordt beweerd. Hij gebruikte zelden de term liefde, toch was hij teder en zachtaardig. Hij gaf de grondtoon van zijn eigen karakter toen hij zei: “Met kwaadwilligheid jegens niemand, en met liefde voor allen,” deed hij wat hij deed. Hij had geen intense liefdes, en dus ook geen haat en geen kwaadaardigheid. Ho had een brede naastenliefde voor de onvolmaakte mens, en laten wij zijn grote leven hierin navolgen. Laat ons hebben ‘kwaadaardigheid voor niemand en naastenliefde voor allen.’

Maar was Mr. LINCOLN niet een man van grote menselijkheid?” vraagt een man aan mijn elleboog, een beetje boos; waarop ik antwoord: Is die vraag niet al beantwoord? Laten we aannemen dat dat niet het geval is. We moeten elkaar begrijpen. Wat bedoelt u met menselijkheid? Bedoelt u dat hij veel van de menselijke natuur in zich had? Als dat zo is, geef ik toe dat hij een menslievend man was. Bedoelt u dat Mr. LINCOLN teder en vriendelijk was? Dan ben ik het met u eens. Maar als u bedoelt te zeggen dat hij zo van een man hield dat hij de waarheid en het recht voor hem zou opofferen omwille van de liefde, dan was hij geen man van menselijkheid. Bedoelt u te zeggen dat hij de mens zo liefhad omwille van de liefde — dat zijn hart hem uit zichzelf leidde en hem dwong om op zoek te gaan naar de voorwerpen van zijn liefde, omwille van hen? Hij heeft, voor zover ik weet, nooit deze kant van zijn karakter laten zien.”

Similar Posts

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.