De enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) is een immunologische test die gewoonlijk wordt gebruikt om antilichamen, antigenen, eiwitten en glycoproteïnen in biologische monsters te meten. Enkele voorbeelden zijn: diagnose van HIV-infectie, zwangerschapstests, en meting van cytokines of oplosbare receptoren in celsupernatant of serum. ELISA-tests worden meestal uitgevoerd in platen met 96 putjes, zodat meerdere monsters in één experiment kunnen worden gemeten. Deze platen moeten speciale absorberende platen zijn (b.v. NUNC Immuno platen) om ervoor te zorgen dat het antilichaam of antigeen aan het oppervlak kleeft. Elke ELISA meet een specifiek antigeen, en kits voor een verscheidenheid van antigenen zijn in ruime mate beschikbaar.
De in figuur 1 afgebeelde ELISA is een zogenaamde sandwich-ELISA, waarbij twee reeksen antilichamen worden gebruikt om uitgescheiden producten, b.v. cytokinen, op te sporen. De methode wordt stapsgewijs in de aangegeven volgorde uitgevoerd. De eerste stap is de ELISA-plaat te bedekken met vangstantilichaam; overtollig, ongebonden antilichaam wordt dan van de plaat gewassen. Het vangstantilichaam is een antilichaam dat is opgekomen tegen het antigeen van belang.
Figuur 1. ELISA-methode. Hierboven is een sandwich-ELISA beschreven, waarbij de stappen in de bepaling zijn aangegeven, genummerd in volgorde 1-4.
Naarmate het monster (b.v. urine, serum of celsupernatant) wordt toegevoegd. Het in het monster aanwezige antigeen zal zich binden aan het reeds op de plaat gecoate vangstantilichaam. De monsters worden gewoonlijk in twee- of drievoud toegevoegd (om statistische analyse mogelijk te maken), en in verschillende concentraties om te garanderen dat het monster binnen de detectieniveaus van de assay valt. Overtollig monster wordt van de plaat gewassen.
In stap 3 wordt detectieantilichaam toegevoegd. Dit antilichaam is gelabeld met een enzym, gewoonlijk mierikswortelperoxidase of alkalische fosfatase. Het detectieantilichaam bindt zich aan het doelantigeen dat reeds op de plaat is gebonden. Tenslotte wordt een substraat aan de plaat toegevoegd. ELISA-tests zijn gewoonlijk chromogeen waarbij gebruik wordt gemaakt van een reactie waarbij het substraat (bv. TMB of ABTS) wordt omgezet in een gekleurd product dat kan worden gemeten met een plaataflezer.
Voor het bepalen van de antigeenconcentratie in een monster moet een standaardcurve worden gemaakt met antigenen van een bekende concentratie (zie figuur 2). De concentratie antigeen in een monster kan vervolgens worden berekend met behulp van de optische dichtheid (OD).
Figuur 2. Een typische standaardkromme. Afgebeeld is een standaardcurve voor een IFN-γ ELISA. Om de concentratie van antigeen in een monster te bepalen, moet een standaardcurve met een oplossing van bekende concentratie worden bereid.