Mary, Queen of Scots (r.1542-1567)

author
3 minutes, 39 seconds Read

Geboren in Linlithgow Palace, West Lothian op 8 december 1542, werd Mary Koningin der Schotten toen zij zes dagen oud was.

Haar aanspraken op de troon van Engeland waren bijna even sterk als haar aanspraken op de Schotse troon. Als achterkleindochter van Hendrik VII van Engeland was Mary de volgende in lijn voor de Engelse troon, na de kinderen van Hendrik VIII.

Gezien haar jeugd en geslacht, besloot de Schotse adel dat zij vrede moest sluiten met Engeland, en zij kwamen overeen dat zij zou trouwen met de zoon van Hendrik VIII, de toekomstige Edward VI.

Nauwelijks was het verdrag echter gesloten, of de katholieken die tegen het plan waren, namen de jonge Mary mee naar Stirling Castle en verbraken, tot woede van Hendrik, het huwelijk; zij gaven er de voorkeur aan terug te keren tot het traditionele bondgenootschap van Schotland met Frankrijk.

Henry beval daarop de wrede reeks invallen in Schotland die bekend staat als ‘The Rough Wooing’. Zijn leger stak de abdij van Holyroodhouse, waar Jacobus V was begraven, in brand, verbrandde gewassen in de Tweed vallei en stak de grensabdijen van Melrose, Jedburgh en Dryburgh in brand.

Onverschrokken verloofden de Schotten Mary in 1548 met de erfgenaam van de Franse koning Henri II, de kroonprins Francis, en stuurden haar naar het Franse Hof om daar te worden opgevoed. Er wordt gezegd dat de spelling van de koninklijke familienaam Stewart toen veranderde in Stuart, om aan te sluiten bij de Franse conventionele spelling.

Groot, gracieus en snel van begrip, trouwde Mary op 24 april 1558 in Parijs met de Dauphin. Hij volgde de troon van zijn vader op in 1559, waardoor Mary zowel koningin van Frankrijk als van Schotland werd, maar zijn bewind was van korte duur, want hij stierf in 1560 aan een oorontsteking.

Het jaar daarop besloot Mary, ondanks de waarschuwingen van haar vrienden, terug te keren naar Schotland, nu een officieel protestants land na religieuze hervormingen onder leiding van John Knox.

Zij was rooms-katholiek, maar haar halfbroer, Lord James Stewart, de latere Earl of Moray, had haar verzekerd dat zij zou mogen bidden zoals zij dat wenste en in augustus 1561 keerde zij terug, met een onverwacht warm onthaal van haar protestantse onderdanen.

In het begin regeerde Mary met succes en met mate, daarbij geadviseerd door Lord James en William Maitland of Lethington, een subtiel diplomaat. Haar huwelijk in 1565 met haar achterneef Henry, Lord Darnley (achterkleinzoon van Henry VII) bracht echter een tragische reeks gebeurtenissen op gang, die nog verergerd werden door de twistzieke Schotse edelen.

Opvliegend en nukkig werd Darnley het werktuig van Mary’s vijanden en met een groep samenzweerders drong hij haar eetkamer binnen, bedreigde de hoogzwangere koningin en vermoordde haar secretaris, David Riccio, op 9 maart 1566 in het paleis van Holyroodhouse.

De geboorte van Mary en Darnley’s zoon James die zomer bracht geen verbetering in hun relatie, en toen Darnley op 10 februari 1567 werd vermoord in Kirk o’Field, net buiten de muren van Edinburgh, vermoedde men dat zij bij de misdaad betrokken was.

Haar daaropvolgende huwelijk drie maanden later met de graaf van Bothwell (waarvan algemeen wordt aangenomen dat hij de belangrijkste moordenaar was) bracht haar onvermijdelijk in het verderf. Haar protestantse Lords kwamen tegen haar in opstand en haar leger confronteerde dat van hen bij Carberry Hill, nabij Edinburgh, op 15 juni 1567.

Ze gaf zich over, werd gevangen gezet in Lochleven Castle, Kinross-shire en gedwongen afstand te doen van de troon ten gunste van haar zoontje. Bothwell vluchtte naar Scandinavië, waar hij werd gearresteerd en gevangen gehouden tot aan zijn dood.

Mary ontsnapte uit Lochleven in 1568, maar werd verslagen in de Slag bij Langside, nabij Glasgow, op 13 mei. Op de vlucht naar het zuiden zocht ze onderdak in Engeland, in de overtuiging dat koningin Elizabeth I haar zaak zou steunen, maar in plaats daarvan werd ze 19 jaar lang in gevangenschap in Engeland gehouden.

Het middelpunt van een lange reeks rooms-katholieke complotten tegen Elizabeth, culminerend in het Babington Plot om de Engelse koningin te vermoorden, leidde ertoe dat Elizabeth’s ministers Mary’s executie eisten: “zolang er leven in haar is, is er hoop; zo lang zij in hoop leven, leven wij in angst”.

Mary werd uiteindelijk op 8 februari 1587, 44 jaar oud, terechtgesteld op Fotheringhay Castle in Northamptonshire.

Ze werd begraven in de kathedraal van Peterborough, maar in 1612 lieten haar zoon Jacobus VI en I haar lichaam opgraven en bijzetten in de grafkelder van de kapel van koning Hendrik VII in de abdij van Westminster.

Similar Posts

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.