Clinical Information
Hepatitis A virus (HAV) is endemisch over de hele wereld en komt het meest voor in gebieden met een slechte hygiëne en lage sociaal-economische omstandigheden. Het virus wordt hoofdzakelijk langs fecaal-orale weg overgedragen, en het wordt verspreid door nauw contact tussen personen en door epidemieën die via voedsel en water worden overgedragen. Uitbraken doen zich vaak voor in overbevolkte situaties en in instellingen en centra met een hoge bevolkingsdichtheid, zoals gevangenissen en gezondheids- of dagverzorgingscentra. Verspreiding van het virus langs parenterale weg (bijvoorbeeld door blootstelling aan bloed) is mogelijk maar zeldzaam, omdat geïnfecteerde personen gedurende een korte periode (gewoonlijk <3 weken) serummisch zijn. Er is weinig of geen bewijs van transplacentale overdracht van moeder op foetus of overdracht op pasgeborene tijdens de bevalling.
Serologische diagnose van acute virale hepatitis A hangt af van de detectie van specifiek anti-HAV IgM. De aanwezigheid ervan in het serum van de patiënt wijst op een recente blootstelling aan HAV. HAV-specifieke IgM-antilichaamspiegels worden ongeveer 4 weken na infectie aantoonbaar in het bloed, blijven ongeveer 2 maanden op een verhoogd niveau en nemen dan af tot een niet aantoonbaar niveau na 6 maanden. Ze blijven zelden langer dan 12 maanden na infectie bestaan.