De Tweede Wereldoorlog was de grootste nationale inspanning van Nieuw Zeeland tot nu toe. Ongeveer 140.000 mannen en vrouwen werden naar het buitenland uitgezonden om te dienen in gevechtsformaties, 104.000 in 2NZEF, de rest in de Britse of Nieuw-Zeelandse marine- of luchtmacht. In maart 1944 dienden iets minder dan 70.000 Nieuw-Zeelanders overzee. Het aantal dodelijke slachtoffers tijdens het conflict bedroeg 11.928 (cijfers van de Commonwealth War Graves Commission). Naoorlogse berekeningen gaven aan dat Nieuw Zeeland’s ratio van gesneuvelden per miljoen inwoners (6684) het hoogste was in het Gemenebest (met Groot Brittannië op 5123 en Australië, 3232).
In eigen land mobiliseerde Nieuw Zeeland zich voor de oorlog. In het begin lag de nadruk op de produktie voor de oorlogsinspanningen, waarbij de voornaamste produkten van Nieuw-Zeeland vitale voedingsmiddelen leverden aan het Verenigd Koninkrijk. De dienstplicht voor de strijdkrachten, vanaf 1940, werd gecompenseerd door het sturen van arbeidskrachten voor degenen die niet overzee werden gestuurd. De ontwikkeling van een directe dreiging versterkte het proces aanzienlijk.
In juli 1942 bereikte de militaire mobilisatie van Nieuw-Zeeland – de grootste in haar geschiedenis – een hoogtepunt met 154.549 mannen en vrouwen onder de wapenen (inclusief die overzee) en nog eens 100.000 in de Home Guard. In totaal dienden 194.000 mannen – 67% van de leeftijdsgroep tussen achttien en vijfenveertig jaar – en 10.000 vrouwen in de strijdkrachten. Nieuw Zeeland besteedde een zeer groot deel van zijn middelen aan de oorlogsinspanning: ongeveer 30 procent van het nationaal inkomen, met een stijging tot 50 procent tijdens de kritieke jaren 1942-44.
De strategie van Nieuw Zeeland in de Tweede Wereldoorlog was succesvol. De vooroorlogse veronderstelling dat zeemacht cruciaal zou zijn voor de fysieke en economische veiligheid van het land bleek gerechtvaardigd, zij het niet op de verwachte manier. Het was eerder de Amerikaanse dan de Britse zeemacht die Japan versloeg, en het waren eerder de vliegdekschepen dan de slagschepen die de doorslag gaven in het zeeslag in de Stille Oceaan.
Uiteindelijk was Nieuw-Zeeland afhankelijk van de algehele geallieerde overwinning, en deze werd in 1945 behaald met de capitulatie van Duitsland (op 8 mei) en Japan (op 15 augustus), terwijl Italië al twee jaar eerder was verslagen. In dit opzicht leek het resultaat van de oorlog op dat van zijn voorganger in 1918. Hoewel het Britse Rijk/Commonwealth met zijn bondgenoten in beide had gezegevierd, had het tweede conflict de beperkingen van de Britse macht nog duidelijker aangetoond. Het in gebreke blijven in de Stille Oceaan in 1941-42 zou ingrijpende gevolgen hebben voor de toekomst van het Britse Rijk en te zijner tijd voor de status van Groot-Brittannië als wereldmacht. Dit kon niet anders dan van fundamentele invloed zijn op de positie van Nieuw-Zeeland, hoewel het Nieuw-Zeelandse publiek zich aanvankelijk tegen de implicaties verzette. Intussen trachtte de regering de Britse macht in de Stille Oceaan te versterken door een veiligheidsverbintenis te verkrijgen van de Verenigde Staten, die nu duidelijk de dominante macht in de Stille Oceaan waren, een doel dat werd bereikt met het sluiten van de ANZUS alliantie in 1951.