Regisseurs en producenten van films probeerden in de jaren 1890 geluid aan films toe te voegen. Meestal was dat alleen wat muziek aan het begin, of hier en daar een geluidseffect. De meeste pogingen liepen uit op een mislukking omdat de geluiden niet pasten bij de actie. Aan het eind van de jaren twintig maakte de technologie het eindelijk mogelijk om geluid en actie naadloos in elkaar te laten overgaan. Alan Crosland heeft de eerste succesvolle “sprekende film” gemaakt.
Silent Films
Films waren populair in de jaren 1920, maar niet zo populair als andere vormen van amusement, vooral omdat ze geen soundtracks hadden, volgens het Department of American Studies van de Universiteit van Virginia. Bioscoopeigenaren probeerden dit te verhelpen door live orkesten in te huren die in de theaters voor muziek zorgden, maar pas toen Western Electric het Vitaphone geluidssysteem ontwikkelde – waarmee geluiden op wasschijven konden worden opgenomen – werden complete soundtracks volledig in films geïntegreerd. De soundtracks werden opgenomen op de schijven, die werden afgespeeld terwijl de film op het scherm werd geprojecteerd. Het feit dat de projector en het Vitaphone-systeem dezelfde motor gebruikten, maakte het mogelijk de soundtrack te synchroniseren met de film. Aanvankelijk werden alleen muziek en geluidseffecten opgenomen. Later werden gesproken dialogen toegevoegd.
Een visionaire regisseur
Toen de Warner Brothers hun eerste film met Vitaphone-technologie in de etalage wilden zetten, hadden ze een regisseur nodig die de onverwachte tegenslagen die zich tijdens het proces konden voordoen, het hoofd kon bieden. Daarom kozen ze Alan Crosland, die bekend stond om zijn vaardigheid om met zo ongeveer iedereen overweg te kunnen, inclusief temperamentvolle acteurs en sceptische investeerders. Hoewel Warner Brothers in die tijd als een “has-been” studio werd beschouwd, ging Crosland de uitdaging aan om de eerste speelfilm met volledig geïntegreerd geluid te maken.
The First Talking Picture
De eerste speelfilm met een gesynchroniseerde soundtrack was getiteld “Don Juan.” Uitgebracht in 1926, geregisseerd door Alan Crosland. De film was speciaal gemaakt om het Vitaphone geluidssysteem te laten horen. “Don Juan” bevatte een gesynchroniseerde muzikale score en geluidseffecten – maar geen gesproken dialogen – en werd geprezen als een matig succes. Toch waren bioscoopeigenaren en veel filmproducenten er niet van overtuigd dat het publiek films wilde zien met opgenomen geluiden.
Een filmrevolutie
“The Jazz Singer” was Warner Brother’s tweede film die met het Vitaphone geluidssysteem was gemaakt, en het werd een enorm succes. Dit was een geluk voor Warner Brothers, want ze hadden al hun overgebleven middelen in de film gestoken. Alan Crosland werd opnieuw aangetrokken om de film te regisseren, en deze keer werd er iets nieuws toegevoegd aan de soundtrack — gesproken dialoog. De film was een “gedeeltelijke talkie” in die zin dat er slechts 281 woorden gesproken werden, volgens IMDb. Toch was het publiek er dol op, en de film bracht meer dan 3 miljoen dollar op — een enorm bedrag in die tijd. Als gevolg daarvan werd Crosland al snel bekend als de meest ervaren geluidsregisseur in Hollywood.