Soms wordt het omschreven als het waardevolste octrooi dat ooit werd aangevraagd, maar jarenlang na de toekenning moest Bell zijn octrooi verdedigen in dure en slepende rechtszaken die door een hele reeks uitvinders werden aangespannen. In 2002 erkende het Amerikaanse Congres de Italiaan Antonio Meucci formeel als de ware uitvinder van de telefoon, op basis van prototypes die hij in 1860 demonstreerde. Bell en de Italiaan hadden in de jaren 1870 een werkplaats gedeeld. Meucci was bezig zijn claim door te zetten voor het Hooggerechtshof toen hij in 1889 overleed. Frankrijk en Duitsland noemen hun eigen kanshebbers voor de titel.
In vele opzichten was Bell’s telefoon gebrekkig, en zijn ontvanger- en zenderontwerpen werden binnen een paar jaar door anderen aanzienlijk verbeterd. Onder hen waren Thomas Edison en professor David Hughes, die beiden verbeteringen aanbrachten aan het vroege instrument van Bell, waardoor de telefoon een echt succesvol communicatiemiddel werd.
Thomas Edison patenteerde een efficiëntere zender, waardoor gesprekken over langere afstanden een realistisch vooruitzicht werden. Na verschillende rechtszaken waarin ze elkaar beschuldigden van patentinbreuken, bundelden Bell en Edison hun krachten en vormden in 1880 de United Telephone Company in Groot-Brittannië.
Hierboven: Edison luidsprekende telefoon, te zien in de Communicate-galerie. De ronde doorzichtige schijf is een luidsprekende hoorn, waardoor iedereen het gesprek kon meeluisteren. Edison Telephone, USA, 1879.
De Engelse ingenieur en muziekprofessor David Hughes was een pionier op het gebied van microfoontechnologie, waarmee Bell’s eerste toestellen uit 1878 enorm werden verbeterd. In plaats van zijn verbetering te patenteren, publiceerde hij de details, waardoor ze voor iedereen beschikbaar werden. Zijn latere werk aan radiogolven maakte vroege experimenten met draadloze communicatie in de jaren 1880 mogelijk.
Boven: Experimentele microfoon met koolstofpotlood, te zien in de Communicate-galerie. Gemaakt door Prof David E Hughes, Londen, ca. 1879.
Laterere uitvindingen
Bell, die nog steeds bekend staat als ‘de uitvinder van de telefoon’, had zijn belangstelling voor deze uitvinding begin jaren dertig al opgegeven. Hij bracht de rest van zijn leven door met Mabel en hun gezin in Canada en werkte aan een reeks uiteenlopende projecten, waaronder vliegen, het fokken van schapen, het ontwikkelen van een ‘vacuümmantel’ om kunstmatige ademhaling te bevorderen en het oprichten van het tijdschrift National Geographic.
Het project dat Bell zelf in 1880 zijn grootste prestatie noemde, noemde hij de ‘fotofoon’. Dit was een methode om geluid in een lichtstraal over te brengen met behulp van een lichtgevoelige seleniumcel om de lichtdichtheid in elektrische signalen om te zetten. Hij slaagde erin geluiden via licht over een paar honderd meter te verzenden. Het concept van de fotofoon werd tijdens de Eerste Wereldoorlog veel dichter bij huis uitgeprobeerd toen ingenieurs van het University College London en de Admiraliteit het idee testten aan de overkant van de Firth of Forth als een manier om tussen schepen te communiceren. Vandaag reist het overgrote deel van onze telecommunicatie de wereld rond met de snelheid van het licht via glasvezelkabels. Misschien dichter bij het oorspronkelijke idee van Bell staat het werk van professor Harald Haas aan de universiteit van Edinburgh, de geboortestad van Bell. Haas’ ontwikkeling van ‘LiFi’ – een methode om enorme hoeveelheden gegevens via licht te verzenden – zou in de toekomst wel eens een revolutie kunnen teweegbrengen in de manier waarop we allemaal communiceren.
Hierboven: Illustratie van de zender van de fotofoon, oorspronkelijk uit: El mundo físico : gravedad, gravitación, luz, calor, electricidad, magnetismo, etc. / A. Guillemin door: Guillemin, Amédée, uitgegeven door: Barcelona Montane. Image from Flickr.
Voor Bell bleef het echter zijn grootste passie om dove mensen in staat te stellen te liplezen en te spreken, en zo op te gaan in een horende wereld. Dit was op zich al controversieel voor delen van de dovengemeenschap, omdat het diegenen hun rechten ontnam die liever communiceerden met gebarentaal, die zij beschouwden als de primaire taal van de doven.
Bells laatste bezoek aan Edinburgh was in november 1920. Tijdens een toespraak voor leerlingen van de Royal High School, waar hij 60 jaar eerder had gestudeerd, stelde hij zich voor dat deze jonge generatie een tijd zou meemaken waarin iemand “in elk deel van de wereld in staat zou zijn om naar elk ander deel van de wereld te telefoneren zonder ook maar een draad.”
Het beeld: Alexander Graham Bell. Moffett Studio / Library and Archives Canada / C-017335
Hij overleed op 2 augustus 1922 op 75-jarige leeftijd. Op de dag van zijn begrafenis werden de telefoonsystemen in de VS en Canada voor één minuut het zwijgen opgelegd.