De aantallen 2- 5 en 6-9 mm eierstokfollikels zijn invers gecorreleerd bij zowel normale vrouwen als bij polycysteus ovarium syndroom patiënten: wat is de ontbrekende schakel?

author
2 minutes, 25 seconds Read

Studievraag: Wordt de negatieve correlatie tussen de aantallen 2-5 en 6-9 mm follikels beïnvloed door ovariële en/of metabole parameter(s) bij jonge controlevrouwen en bij patiënten met polycysteus ovariumsyndroom (PCOS)?

Samenvattend antwoord: Onze studie bevestigde dat de negatieve correlatie tussen aantallen follikels met een grootte van 2-5 en 6-9 mm sterker was bij PCOS dan bij jonge controlevrouwen en niet gekoppeld was aan enige ovariële of metabole parameter.

Wat al bekend is: Eerdere rapporten beschreven een directe negatieve correlatie tussen het aantal kleine antrale follikels (2-5 mm) en grote antrale follikel (6-9 mm) tijdens de vroege folliculaire fase (cyclusdagen 2-5) bij normale en PCOS-vrouwen. Talrijke factoren, die zowel intrinsiek aan de eierstok kunnen zijn als secundair aan metabolische invloed en/of gonadotropineregulatie, zouden dit kunnen verklaren.

Studieopzet, omvang, duur: Zeshonderdnegenendertig patiënten met PCOS volgens de Rotterdam Criteria en 157 controlevrouwen werden gerekruteerd in deze retrospectieve cross-sectionele studie van januari 2009 tot januari 2016.

Deelnemers/materialen, setting, methoden: Gegevens werden verkregen uit een database van klinische, hormonale en echografische (U/S) kenmerken die opeenvolgend werden geregistreerd in één centrum voor voortplantingsgeneeskunde. Univariate correlaties tussen de verschillende parameters werden geanalyseerd met de Spearman’s correlatietest. Alle variabelen die significant verband hielden met het aantal follikels van 2-5 en/of 6-9 mm werden opgenomen in een principale componentenanalyse (PCA) om de gegevens te structureren en verzamelingen van niet-gecorreleerde variabelen te verkrijgen, principale componenten (PC) genoemd, die lineaire combinaties zijn van de oorspronkelijke variabelen.

Belangrijkste resultaten en de rol van het toeval: Door univariate analyse, waren de 2-5 en 6-9 mm follikel aantallen sterk maar negatief gecorreleerd in beide populaties. Veel andere variabelen waren gecorreleerd aan de 2-5 en/of 6-9 mm follikelaantallen en aan elkaar. Door PCA werden deze relaties in elke populatie samengebracht in vier onafhankelijke PC’s. In beide groepen correleerden de 2-5 en 6-9 mm follikelaantallen sterk en invers met een specifieke PC. Van de andere geteste variabelen correleerde alleen de serum oestradiolspiegel zwak met deze PC in de controlegroep. Twee andere PC’s, die geen verband met elkaar vertoonden, verzamelden verbanden tussen variabelen die verband hielden met de metabolische status en de gonadotropineregulatie bij zowel controle- als PCOS-vrouwen. Ten slotte omvatte een vierde PC relaties die verband hielden met de veroudering van de eierstokken bij controles en met de ontregeling van de follikels bij patiënten met PCOS.

Beperkingen, redenen voor voorzichtigheid: Onze controles vertegenwoordigden niet de algemene bevolking omdat ze werden gerekruteerd in een ART-centrum; we gebruikten een aangepaste Rotterdamse classificatie voor PCOS met behulp van follikeltelling en/of serum AMH-niveau met interne drempels om de follikelovermaat te definiëren; de gebruikte AMH-test is niet langer commercieel beschikbaar.

Bredere implicaties van de bevindingen: Factor(en) die specifiek het evenwicht tussen het aantal follikels van 2-5 en 6-9 mm reguleren moeten nog worden geïdentificeerd. Meer aandacht moet worden besteed aan de oöcyt.

Financiering van de studie/competing interest(s): Geen.

Similar Posts

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.