Otto de Eerste werd op 23 november 912 geboren als zoon en opvolger van Hendrik de Eerste van Duitsland en diens vrouw Mathilde. Na de dood van zijn vader werd hij in 936 in Aken tot koning gekroond. Gedurfd het beleid voort te zetten dat zijn vader was begonnen, gaf Otto grote schenkingen van koninklijk land aan bisschoppen en abten en vestigde een nauwe alliantie tussen de kroon en de kerk.
Otto had een bijzondere liefde voor Maagdenburg en keerde voortdurend terug naar zijn favoriete palts. Zijn eerste vrouw Editha, een Engelse prinses, had Magdeburg als morgengeschenk gekregen bij hun huwelijk (929/30). In 937 stichtte Otto in Maagdenburg een benedictijnenklooster en wijdde het aan St. Maurits.
Editha stierf in 946 en werd begraven in de kerk van het klooster van St. Maurits. Bij haar dood liet Editha een dochter en een zoon na, Luidgard en Luidolf. Otto trouwde kort daarna opnieuw. Hij koos voor zijn tweede vrouw de weduwe van de Italiaanse koningin Adelaide. Ook Adelaide schonk hem twee kinderen, Otto (later Otto II) en Mathilde.
Otto werd geëerd met de bijnaam “de Grote” toen hij in 955 de Magyaren versloeg in de slag bij Lechfield, en deze overwinning herstelde tijdelijk de vrede aan de oostgrens van zijn rijk. In hetzelfde jaar liet hij op de plaats van de Moritzkerk, de voorloper van de huidige Dom van Maagdenburg, een monumentale kathedraal oprichten.
Otto I zelf kon de oprichting van zijn kathedraal niet meemaken, omdat hij veel tijd in Italië doorbracht. Daar bereikte hij het toppunt van zijn macht. In 962 werd Otto, samen met zijn vrouw Adelaide, in de Sint-Pieterskathedraal in Rome gekroond tot Heilig Rooms Keizer. Hij was de eerste Duitse koning die de keizerstitel opnieuw voerde. In 972 keerde het keizerlijk paar terug naar Maagdenburg en in 973, op Palmzondag, vierden zij de inwijding van de kathedraal. Het was zowel de eerste als de laatste keer dat de keizer zijn eigen kathedraal met een processie kon vieren. Otto de Grote stierf op 7 mei 973 in Memleben. Volgens oude traditie werd zijn hart begraven op de plaats van zijn dood (in Memleben) en werden zijn stoffelijke resten bijgezet in een graftombe in de Dom van Maagdenburg.