Een orgaan is een structuur die bestaat uit twee tot vier soorten weefsels die samenwerken om functies uit te voeren die buiten het bereik van een individueel weefseltype liggen. Een geheel van verwante organen die samenwerken om nog complexere functies te vervullen, vormt een orgaansysteem.
Organen zijn er in veel verschillende vormen. De maag, met zijn samenstelling van epitheel, bindweefsel, zenuwweefsel, en glad spierweefsel, is een bekend voorbeeld. Botten zijn organen; hoewel zij hoofdzakelijk uit beenderweefsel bestaan, hebben botten een grote voorraad zenuwweefsel in hun zenuwen, vezelachtig weefsel dat hun holten bekleedt, en spier- en epitheelweefsel in hun bloedvaten. De huid (integument) is een orgaan dat bestaat uit een epitheel (opperhuid) dat een dikke laag bindweefsel (lederhuid) bedekt die rijk is aan bloedvaten en bijkomende structuren zoals afscheidingsklieren.
Zelfs de klieren binnen het integument kunnen als organen worden beschouwd; elke klier is in de eerste plaats afscheidend epitheel omgeven door bindweefsel ter ondersteuning en bescherming. Evenzo zijn de bloedvaten en zenuwen in deze organen organen op zichzelf.
Dit “orgaan binnen een orgaan” motief komt ook voor in de zintuigorganen. In de oogbol bijvoorbeeld bevindt zich een orgaan dat het netvlies wordt genoemd, een associatie van neuraal en epitheliaal weefsel dat licht detecteert dat de oogbol binnenkomt.