Wat was de betekenis van Jezus’ lopen over water?

author
4 minutes, 48 seconds Read

Vraag: “Wat was de betekenis van Jezus’ waterloop?”
Antwoord: Het wonder van Jezus die over het water liep, dat in drie evangeliën wordt opgetekend (Mattheüs 14:22-36; Marcus 6:45-56; Johannes 6:16-21), kwam na Zijn wonderbaarlijke voeding van de 5000 met slechts vijf broden en twee vissen (Mattheüs 14:17). Maar het was het wonder van Jezus die over het water liep dat, meer dan enig ander wonder, de discipelen van Jezus ervan overtuigde dat Hij inderdaad de Zoon van God was (Matteüs 14:32-33).
Het verhaal speelt zich af bij het Meer van Galilea, dat in het lagere gedeelte van de Jordaanvallei ligt in een bergketen die tot 4.000 voet boven de zeespiegel uitsteekt. Het meer zelf ligt 700 voet onder de Middellandse Zee. Een van de opmerkelijkste aspecten van dit waterlichaam is dat het zeer vatbaar is voor plotselinge en zeer hevige stormen. Deze stormen worden veroorzaakt door de koude lucht die van de omringende bergen naar beneden stroomt en botst met de warme, vochtige lucht die opstijgt uit het wateroppervlak zelf.
“Toen het avond werd, gingen zijn discipelen naar het meer, waar zij in een boot stapten en over het meer op weg gingen naar Kapernaüm. Het was inmiddels donker geworden, en Jezus was nog niet bij hen gekomen. Er waaide een sterke wind en het water werd woest. Toen zij drie of drie en een halve mijl geroeid hadden, zagen zij Jezus de boot naderen, lopend over het water; en zij waren verschrikt. Maar hij zei tot hen: “Ik ben het, wees niet bang. Toen waren zij bereid Hem in de boot te nemen, en terstond bereikte de boot de oever waarheen zij op weg waren” (Johannes 6:16-21).
Er zijn verschillende belangrijke punten te onderkennen over dit wonder. Ten eerste vertelt Matteüs ons dat “de boot al een heel eind van het land verwijderd was, woest geworden door de golven omdat de wind tegen stond. Tijdens de vierde nachtwake ging Jezus naar hen toe, lopend over het meer” (Matteüs 14:24-25). Hoewel zij slechts een korte afstand moesten afleggen, was de storm zo hevig dat, ondanks al hun pogingen om hun boot onder controle te houden, de storm hen bijna vier mijl ver midden op zee gedreven had. Omdat het de vierde wacht van de nacht was (3.00 uur tot 6.00 uur), hadden zij bijna negen uur geroeid en aan hun riemen getrokken! Zij waren totaal uitgeput.
Mark vertelt ons dat, toen de discipelen Jezus op het meer zagen lopen, zij dachten dat Hij een geest was. Zij schreeuwden het uit, omdat zij allen Hem zagen en verschrikt waren (Marcus 6:48-50). En dit brengt ons tot het tweede belangrijke punt van dit wonder. Jezus komt altijd naar ons toe in de stormen van het leven. Dit doet denken aan de woorden van God tot Jesaja: “Wanneer gij door de wateren gaat, zal Ik bij u zijn; en wanneer gij door de rivieren gaat, zullen zij u niet overspoelen” (Jesaja 43:2). De Heer komt misschien niet op het moment dat wij denken dat Hij moet komen, omdat Hij weet wanneer wij Hem het meest nodig hebben. Jezus had gewacht tot de boot zo ver mogelijk van land was, toen al hun hoop was vervlogen. In wezen was Jezus het geloof van de discipelen aan het testen, en dat betekende dat Hij elke menselijke steun moest wegnemen. Waarom liep Jezus over het water? Om Zijn discipelen te laten zien dat juist datgene waar zij bang voor waren, de woeste, ziedende zee, slechts een reeks stappen was om Hem tot hen te laten komen. Vaak zijn we bang voor de moeilijke ervaringen van het leven, zoals ziekte, verlies van dierbaren en financiële tegenspoed, alleen om te ontdekken dat deze ervaringen Jezus dichter bij ons kunnen brengen.
Maar we moeten ons afvragen, waarom herkenden zij Jezus niet? Het antwoord is dat zij niet naar Hem op zoek waren. Als zij door geloof hadden gewacht, zouden zij Hem onmiddellijk hebben gekend. In plaats daarvan trokken zij de onjuiste conclusie dat Zijn verschijning die van een geest was. Het punt is dit: vrees en geloof kunnen niet in hetzelfde hart wonen, want vrees verblindt dikwijls de ogen voor de aanwezigheid van de Heer.
Het derde belangrijke punt is dat Jezus bewees dat Hij de elementen beheerste, iets wat alleen God kan doen. Hij openbaarde deze waarheid aan de discipelen, die Zijn goddelijkheid erkenden en reageerden met een belijdenis van geloof in Jezus als God: “De wind ging liggen. En zij, die in de boot waren, aanbaden Hem en zeiden: ‘Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God'” (Matteüs 14:32-33). Dit was de eerste keer dat Jezus door de discipelen de Zoon van God werd genoemd, een uitspraak die in feite voortbouwde op wat zij eerder over Hem hadden gezegd in Matteüs 8:27: “Wat is dat voor een man? Zelfs de winden en de golven gehoorzamen hem.” Hier beantwoorden zij hun eigen vraag: “Waarlijk, Gij zijt de Zoon van God.”
Hoewel zij nog een lange weg te gaan hadden in hun geestelijk inzicht, groeiden de discipelen in hun geloof in de Heer. Dit was ook de eerste keer dat van de discipelen wordt gezegd dat zij Jezus aanbaden. In Mattheüs 2:11 aanbaden de magiërs uit het oosten Jezus. Later wordt van een melaatse gezegd dat hij Jezus aanbad (Mattheüs 8:2). Een synagoge-overste doet hetzelfde in Mattheüs 9:18. Maar dit is de eerste keer dat de discipelen Hem aanbaden. Het is ook belangrijk op te merken dat hun aanbidding samengaat met hun belijdenis (Mattheüs 14:33).
En dit is wat aanbidding is, erkennen wie God is en Hem prijzen zowel voor wie Hij is als voor wat Hij heeft gedaan. Het was in dit verhaal dat de discipelen de eerste stap zetten en Jezus aanbaden als de Zoon van God.

Similar Posts

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.