Zeewier, een van de rode, groene of bruine zeealgen die langs de kust groeien. Zeewieren zijn over het algemeen verankerd aan de zeebodem of andere vaste structuren door wortelachtige “hechtwortels”, die alleen dienen om zich vast te hechten en geen voedingsstoffen onttrekken zoals de wortels van hogere planten doen. Een aantal soorten zeewier zijn eetbaar en vele soorten zijn ook van commercieel belang voor de mens. Sommige worden gebruikt als meststof of als bron van polysacchariden.
Zeewieren vormen vaak dichte begroeiingen op rotsachtige kusten of ophopingen in ondiep water. Vele vertonen een gevestigde zonering langs de randen van de zeeën, waar de waterdiepte 50 meter (ongeveer 165 voet) of minder bedraagt. De soorten zeewier die in de buurt van de hoogwaterlijn groeien, waar de planten vaak aan de lucht zijn blootgesteld, verschillen van die welke op lagere niveaus groeien, waar er weinig of geen blootstelling is.
Bruinwieren (klasse Phaeophyceae) die gewoonlijk als zeewier worden aangetroffen, zijn onder meer kelpen en Fucus. Zij zijn wijdverspreid in koudere zones en zijn afwezig in tropische wateren. De kelpen behoren tot de grootste algen; sommige soorten Macrocystis en Nereocystis uit de Stille Oceaan en Antarctica zijn langer dan 33 meter. Laminaria, een andere kelp, is overvloedig aanwezig langs de kusten van zowel de Stille Oceaan als de Atlantische Oceaan. Golfwier (Sargassum) komt veel voor als vrij zwevende massa’s in de Golfstroom en de Sargassozee.
Roodwieren (divisie Rhodophyta) omvatten dulse (Palmaria palmata), Gelidium, Chondrus, en lavas (Porphyra). Verscheidene soorten Chondrus, waaronder Iers mos (C. crispus), bedekken de onderste helft van de bij eb droogvallende zone langs de rotskusten van de Atlantische Oceaan.
Ulva-soorten, gewoonlijk zeesla genoemd, behoren tot de relatief weinige groene algen (divisie Chlorophyta) zeewieren.