Richard Petty, voluit Richard Lee Petty, (geboren 2 juli 1937, Level Cross, N.C., V.S.), Amerikaanse stock-car racer die de meest succesvolle coureur was in de geschiedenis van de National Association for Stock Car Auto Racing (NASCAR). Petty won in zijn carrière 200 NASCAR-races en verzamelde 7 Winston Cups (voor 1970 bekend als de Grand National Cup), beide records.
Petty kwam uit een racefamilie; zijn vader, Lee Petty, racete ook in stock cars. De oudere Petty was drievoudig winnaar van de Grand National Cup en oprichter van het raceteam Petty Enterprises. Richard kwam in 1958 bij NASCAR als coureur en in 1959 behaalde hij negen top-10 klasseringen en werd hij uitgeroepen tot Rookie van het Jaar. In februari 1960 behaalde hij zijn eerste overwinning in Charlotte, North Carolina. Hij won zijn eerste Daytona 500 (NASCAR’s meest prestigieuze evenement) in 1964 en claimde ook zijn eerste Grand National Cup. Het jaar daarop introduceerde NASCAR nieuwe regels die Petty’s Plymouth 426-inch hemisferische kopmotor illegaal maakten. Teleurgesteld verliet Petty de stock-car-racerij en bracht een jaar door in het drag-racing-circuit. In 1966 keerde hij terug naar NASCAR en het jaar daarop behaalde hij de beste seizoensprestatie van een stock-car racer, met een recordaantal van 27 eerste plaatsen en zijn tweede Grand National Cup.
Rijdend in zijn vertrouwde blauw-rode auto met nummer 43 en het STP-logo, ging Petty door met het verzamelen van overwinningen in de zeventiger jaren en pakte Winston Cup titels in 1971, 1972, 1974, 1975, en 1979. Zijn succes kon worden toegeschreven aan zijn intelligente rijstijl en de mechanische expertise van het hele Petty team (broer Maurice bouwde de motoren; neef Dale Inman bouwde de auto’s). Het team werd ook bekend als innovators, die rolbeugels, nylon raamschermen, gekoelde helmen en twee-weg radio’s introduceerden in stock-car racing.
Petty ging in 1992 met pensioen, na te hebben geracet in 1.184 NASCAR evenementen, waarvan hij er 200 won. Hij behaalde de eerste plaats in de Daytona 500 in 1964, 1966, 1971, 1973, 1974, 1979 en 1981. In 1997 werd hij opgenomen in de International Motorsports Hall of Fame en in 2010 maakte hij deel uit van de openingsklasse van de NASCAR Hall of Fame. Zijn zoon Kyle en kleinzoon Adam raceten ook in NASCAR-series.